Th3, B3: Genenparen

BS3: Genen en allelen
Leg blz. 116 van je boek open
Meld je aan op www.lessonup.app
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

BS3: Genen en allelen
Leg blz. 116 van je boek open
Meld je aan op www.lessonup.app

Slide 1 - Diapositive

Doelstelling
Je kunt omschrijven wat homozygoot, heterozygoot, dominant, recessief en intermediar fenotype betekenen

Slide 2 - Diapositive

Bouw en functie DNA

Chromosomen bestaan voor een groot deel uit de stof DNA
Basen: twee stukken DNA die precies bij elkaar passen. In de afbeelding is een base één trede van de wenteltrap (zie volgende dia).

Slide 3 - Diapositive

Bouw en functie DNA

Basenpaar
Er zijn vier verschillende basen. Ze worden aangegeven met de letters A, T, C en G. 
De vier basen kunnen 
paren vormen.
A-T = een basenpaar
C-G = een basenpaar 

Slide 4 - Diapositive

DNA
Gen = Stuk DNA met een functie
Variant van een gen = Allel

Een gen heeft vaak 2 of meer allelen/varianten. 

Een eicel heeft één chromosoom, dus de helft van de allelen:
een haploïde cel

Slide 5 - Diapositive

Allelen
Varianten van een gen

Homozygoot
2 dezelfde allelen

Heterozygoot
2 verschillende allelen

Slide 6 - Diapositive

Homozygoot

Hetzelfde


de 2 genen voor één erfelijke eigenschap zijn hetzelfde


Slide 7 - Diapositive

Heterozygoot

Verschillend


de 2 genen voor één erfelijke eigenshap zijn verschillend

Slide 8 - Diapositive

Dominant of recessief
Het gen wat bij een heterozygoot genotype tot uiting komt is dominant
Dominant gen = Bruin haar
Recessief gen = Blond haar

Slide 9 - Diapositive

Welke haarkleur heeft deze persoon?

Slide 10 - Diapositive

DUS
Als er een dominant gen aanwezig is komt die tot uiting in het fenotype (uiterlijk)

Slide 11 - Diapositive

Hoe noteren we dit?

Homozygoot dominant: AA

Homozygoot recessief: aa

Heterozygoot: Aa


Er zijn dus altijd 3 mogelijkheden

Slide 12 - Diapositive

Oefening

De eigenschap rode bloemkleur is dominant (A)

De eigenschap witte bloemkleur is recessief (a)


  1. Welk genotype kan een rode bloem hebben?
  2. Welk genotype kan een witte bloem hebben?
  3. Wat voor kleur heeft een bloem met het genotype Aa

Slide 13 - Diapositive

Het onderste paar allelen is .....
A
recessief
B
homozygoot
C
dominant
D
heterozygoot

Slide 14 - Quiz

aa is de notatie voor:
A
Homozygoot
B
Homozygoot recessief
C
Homozygoot dominant
D
Heterozygoot

Slide 15 - Quiz

2 gelijke genen voor een eigenschap noemen we:
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Homozygoot dominant
D
Homozygoot recessief

Slide 16 - Quiz

Zijn de ouders in het voorbeeld heterozygoot of homozygoot?
A
Heterozygoot
B
Homozygoot

Slide 17 - Quiz

Is de jongen in het voorbeeld heterozygoot of homozygoot?
A
Heterozygoot
B
Homozygoot

Slide 18 - Quiz

Aa kan je ook omschrijven als ........
A
Homozygoot dominant
B
Heterozygoot
C
Homozygoot recessief
D
Heterozygoot dominant

Slide 19 - Quiz

3. Bekijk de lichaamscel van Rachel.
Is Rachel homozygoot of heterozygoot voor de eigenschap ‘rechts- of linkshandigheid’?
A
homozygoot
B
heterozygoot

Slide 20 - Quiz

Iemand die een drager is van een recessieve eigenschap is...?
A
homozygoot dominant AA
B
heterozygoot dominant Aa
C
homozygoot recessief aa

Slide 21 - Quiz

Homozygoot recessief zijn voor oogkleur
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 22 - Quiz

Aan de slag
3.3. Genen en allelen
Lees blz. 109 t/m 111 en maak opdracht 18 t/m 24

Slide 23 - Diapositive