Instaptoets ww-spelling 2TOP

2A
Oefenen spelling
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

2A
Oefenen spelling

Slide 1 - Diapositive

Ik ben benieuwd hoe lang hij het uithou....
A
uithoud
B
uithout
C
uithoudt
D
uithouden

Slide 2 - Quiz

Zij beoordeel.... de gebeurtenis niet erg objectief.
A
beoordeeld
B
beoordeelt
C
beoordeeldt
D
beoordeel

Slide 3 - Quiz

Wor... je nog opgenomen in de selectie van het eerste elftal?
A
Word
B
Wort
C
Wordt
D
Worden

Slide 4 - Quiz

Ik ben in 2009 verhui.... naar Amsterdam.
A
verhuizd
B
verhuist
C
verhuisdt
D
verhuisd

Slide 5 - Quiz

In de middeleeuwen (sterven) de mensen op veel jongere leeftijd.
A
storven
B
sterften
C
sterfden
D
stierven

Slide 6 - Quiz

Beantwoor.... hij de post altijd zo laat?
A
Beantwoorde
B
Beantwoordde
C
Beantwoordden
D
Beantwoorden

Slide 7 - Quiz

Het gebeur... de laatste tijd steeds meer.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeuren

Slide 8 - Quiz

Bran.... je handen niet aan die hete pan!
A
brand
B
brant
C
brandt
D
brandde

Slide 9 - Quiz

Hij zat op de plek waar hij wel vaker uitrus.... na zware arbeid.
A
uitrustte
B
uitruste
C
uitrusten
D
uitrustten

Slide 10 - Quiz

Vin... je leraar het goed dat je met je iPhone speelt tijdens de les?
A
Vind
B
Vint
C
Vindt
D
Vinden

Slide 11 - Quiz

Hij geloof... niet dat dat mogelijk is met dat toestel.
A
geloofd
B
gelooft
C
geloofdt
D
geloven

Slide 12 - Quiz

Hij heeft al eerder op de circuit gerac.... in deze nieuwe auto van Porsche.
A
geracet
B
geraced
C
geract
D
geracen

Slide 13 - Quiz

De vergro.... foto's laten de oorzaak van het ongeluk duidelijk zien.
A
vergrote
B
vergrootte
C
vergrootten
D
vergroot

Slide 14 - Quiz

Als je hem ondervraag..., moet je hem recht aankijken.
A
ondervragen
B
ondervraagd
C
ondervraagdt
D
ondervraagt

Slide 15 - Quiz

De wedstrijden ontaar.... in een schoppartij waarna deze gestaakt werden.
A
ontaarde
B
ontaardden
C
ontaarden
D
ontaardde

Slide 16 - Quiz

De hondenpoep versprei... een vreselijke geur in de hal.
A
verspreide
B
verspreidde
C
verspreiden
D
verspreid

Slide 17 - Quiz

Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 18 - Quiz

Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekende
D
betekente

Slide 19 - Quiz

Noteer het meervoud van 'abonnee'.

Slide 20 - Question ouverte

Noteer het meervoud van 'industrie'.

Slide 21 - Question ouverte

Noteer het meervoud van 'perzik'.

Slide 22 - Question ouverte

Noteer het meervoud van 'filosoof'.

Slide 23 - Question ouverte

Noteer het meervoud van 'technicus'.

Slide 24 - Question ouverte

Noteer het meervoud van 'spray'.

Slide 25 - Question ouverte

Noteer het meervoud van 'accu'.

Slide 26 - Question ouverte

Noteer het meervoud van 'genie'.

Slide 27 - Question ouverte

Meervouds-n bij verwijzingen
"Wij waren de ... die ons werk hadden gedaan."
A
enige
B
enigen

Slide 28 - Quiz

Meervouds-n bij verwijzingen
"Ervaring? Diploma? Ik heb eigenlijk geen van ..."
A
beide
B
beiden

Slide 29 - Quiz

Meervouds-n bij verwijzingen
"Hij bedankte ... die hem geholpen hadden bij deze opdracht."
A
alle
B
allen

Slide 30 - Quiz

Meervouds-n bij verwijzingen
"Ik had grote verwachtingen, maar ze zijn geen van ... uitgekomen."
A
alle
B
allen

Slide 31 - Quiz

Meervouds-n bij verwijzingen
" ... leerlingen vinden dit nog lastig."
A
enkele
B
enkelen

Slide 32 - Quiz

Noteer de samenstelling
seconde + wijzer

Slide 33 - Question ouverte

Noteer de samenstelling
groente + soep

Slide 34 - Question ouverte

Noteer de samenstelling
peer + sap

Slide 35 - Question ouverte

Noteer de samenstelling
uur + lang

Slide 36 - Question ouverte

Noteer de samenstelling
campagne + leider

Slide 37 - Question ouverte

Met of zonder apostrof? Kies de juiste spelling.
A
hobbytje
B
hobby'tje
C
hobbietje
D
hobbie'tje

Slide 38 - Quiz

Met of zonder apostrof? Kies de juiste spelling.
A
's ochtends
B
s'ochtends
C
s ochtends
D
sochtends

Slide 39 - Quiz

Met of zonder apostrof? Kies de juiste spelling.
A
paraplus
B
parapluus
C
paraplu's

Slide 40 - Quiz

Met of zonder apostrof? Kies de juiste spelling.
A
50+er
B
50'+er
C
50+'er
D
50'+'er

Slide 41 - Quiz

Met of zonder apostrof? Kies de juiste spelling.
A
Maaikes werk
B
Maaike's werk

Slide 42 - Quiz

Met of zonder apostrof? Kies de juiste spelling.
A
Joyces verjaardag
B
Joyce's verjaardag
C
Joyce' verjaardag
D
Joyces' verjaardag

Slide 43 - Quiz

Met of zonder apostrof? Kies de juiste spelling.
A
Max' tas
B
Maxs tas
C
Max'es tas
D
Max's tas

Slide 44 - Quiz

Met of zonder apostrof? Kies de juiste spelling.
A
gsms
B
gsm's

Slide 45 - Quiz