H2 - week 45- Lezen H2 - les 2 - bespreken toets

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, Di, wo, vrij

Let op: 
Leg je leesboek en je laptop (dicht) op tafel
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, Di, wo, vrij

Let op: 
Leg je leesboek en je laptop (dicht) op tafel

Slide 1 - Diapositive

- Welkom
- Stillezen
- Bespreken toets spelling
- Lezen H2

Doel: 
- Je kent drie nieuwe tekstverbanden en kunt de bijbehorende signaalwoorden noemen
- Je kunt in een tekst aangeven welk tekstverband er gebruikt wordt. 
Vandaag in de les:

Slide 2 - Diapositive

Stillezen
timer
5:00

Slide 3 - Diapositive

A.  Je tafel is leeg (geen pennen, tassen, laptops)
B. Tel je fouten. In totaal kun je 40 punten halen, +2 bonuspunten 
C. Bespreken toets - tijdens het bespreken stel je GEEN PERSOONLIJKE vragen (die mag je later nog stellen, dus ook als je denkt dat je punten niet kloppen)
D. Lever je toets weer in, stel dan je vragen. 













Bespreken toets

Slide 4 - Diapositive

Tekstverbanden en signaalwoorden.

Lezen H2

Slide 5 - Diapositive

Wat:  lezen H2 - Eigen leerlijn
Wanneer: Deze week 
Waar moet je op letten: Werk heel netjes en raffel het niet af - leer jezelf aan om complete antwoorden te geven. 

Tip: de meeste teksten staan in je boek, dit kan fijner lezen
Aan de slag:

Slide 6 - Diapositive

Wat is een tekstverband?

Slide 7 - Question ouverte

Concluderend tekstverband
Redengevend tekstverband
Oorzakelijk verband
Dus
Daarom
Dat houdt in
Omdat
daardoor
want
Doordat
het gevolg is
dankzij

Slide 8 - Question de remorquage

Hoe omschrijf je een redengevend verband het beste?
A
Dit verband geeft aan waardoor iets gebeurt.
B
Dit verband geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.
C
Dit doet iemand heel bewust
D
Dit gebeurt buiten iemands wil

Slide 9 - Quiz

Hoe omschrijf je een oorzakelijk verband het beste?
A
Dit verband geeft aan waardoor iets gebeurt.
B
Dit verband geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.
C
Dit doet iemand heel bewust
D
Dit gebeurt buiten iemands wil

Slide 10 - Quiz