herhaling evolutie bs 5,6 - 3 kader

Herhaling Evolutie  

Basisstof 5,6 van thema erfelijkheid en evolutie 

3 kader 


1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Herhaling Evolutie  

Basisstof 5,6 van thema erfelijkheid en evolutie 

3 kader 


Slide 1 - Diapositive

Wat is evolutie
De ontwikkeling van het leven waarbij soorten  ontstaan, veranderen of verdwijnen

Slide 2 - Diapositive

evolutie theorie
-verandering in genotype (mutaties)
-natuurlijke of kunstmatige selectie
-ontstaan nieuwe soorten door aanpassingen aan het milieu.

Slide 3 - Diapositive

Veranderingen in genotypen
  • Populatie= een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied die zich met elkaar kunnen voortplanten.
  • Nieuwe genotypen ontstaan(voortplanting & mutaties)
  • Diversiteit in een populatie

Slide 4 - Diapositive

Verandering van genotype
  • Een mutatie = een verandering van een deel van het chromosoom, waardoor het genotype veranderd
  • mutatie in een lichaamscel is niet zichtbaar in het fenotype
  • mutatie in een bevruchte eicel is meestal wel zichtbaar
  • mutatie zichtbaar--> mutant
  • Is een mutatie nuttig => mutatie blijft
  • Is een mutatie niet nuttig => dier heeft een kleinere kans om te overleven dus kan de mutatie niet doorgeven


Slide 5 - Diapositive

natuurlijke selectie  betekent dat er individuen zijn die gunstige eigenschappen hebben, waardoor ze een grotere overlevingskans hebben en meer nakomelingen kunnen krijgen.

Beste aangepast aan milieu: zoals roofdieren, ziekten, voedsel, regen, kou, etc. 

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Voorbeeld van natuurlijke selectie

van evolutie

Slide 8 - Diapositive

Natuurlijke selectie is noodzakelijk voor evolutie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Mutaties zijn niet noodzakelijk voor evolutie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Darwin had het over 'natuurlijke selectie'
Wat betekent dit?

A
Dat je het best bent aangepast aan je omgeving
B
hoe fit je bent
C
hoeveel nakomelingen je maakt
D
hoe sterk je bent

Slide 11 - Quiz

stelling 1 - Natuurlijke selectie is dat soorten die zich het beste aanpassen aan de omstandigheden de beste overlevingskans hebben.
Stelling 2 - Een goed voorbeeld van evolutie zijn mensen die in koude gebieden wonen dikke jassen dragen.
A
1 is goed
B
1 en 2 zijn goed
C
2 is goed
D
1 en 2 zijn beide fout

Slide 12 - Quiz

Antwoord
A- Stelling 2 is fout, want het dragen van dikke jassen is geen eigenschap van het organisme zelf. Het is ook geen eigenschap die kan worden doorgegeven. 
Stelling 1 is goed. 

Slide 13 - Diapositive

Drie uitgangspunten evolutie
  1. Veranderingen in genotypen
  2. Natuurlijke selectie
  3.  Ontstaan van nieuwe soorten

Slide 14 - Diapositive

Nieuwe soort
Als nieuwe vormen van een soort zich niet meer onderling kunnen voortplanten dan is een nieuwe soort ontstaan door:
  • mutatie
  • Isolatie

Slide 15 - Diapositive

Isolatie
A
groepen organismen van dezelfde soort leven samen
B
groepen organismen van verschillende soorten leven samen
C
groepen organismen van dezelfde soort trekken naar elkaar toe
D
groepen organismen van dezelfde soort raken van elkaar gescheiden

Slide 16 - Quiz

Het ontstaan van nieuwe soorten
Wanneer soorten van elkaar gescheiden raken en de leefomgeving verandert

Slide 17 - Diapositive

Ontstaan van nieuwe soorten

Slide 18 - Diapositive

Hoe noemen we het als twee populaties van elkaar gescheiden raken door een natuurlijke oorzaak?
A
Isolatie
B
Evolutie
C
Natuurlijke selectie
D
Overlevingskans

Slide 19 - Quiz

Een bosuil heeft bruine óf grijze veren, niet alle twee. De kleur is erfelijk, waarbij de grijze veren dominant zijn. De veerkleur van bosuilen wordt al dertig jaar bijgehouden door het Fins natuurhistorisch museum. Vooral in strenge winters met veel sneeuw gaan er meer bruine uilen dood. Nu de winters warmer worden is de populatie bruine bosuilen flink toegenomen. Omdat bosuilen vrijwel zeker geen seksuele voorkeur hebben voor dieren met lichte of donkere veren, moet er sprake zijn van natuurlijke selectie. Bedenk wat het verband zou kunnen zijn tussen de opwarming van de aarde en de stijging van het aantal bruine bosuilen.

Slide 20 - Question ouverte

Hoe is verandering van genotype mogelijk?
A
Mutatie en kunstmatige selectie
B
Mutatie en natuurlijke selectie
C
Kunstmatige selectie en klonen
D
Natuurlijke selectie en ver-edeling

Slide 21 - Quiz

100 jaar geleden kwam een groep muggen in de metrotunnels in Londen terecht. Ze kwamen niet meer in contact met muggen buiten de tunnels. Ook veranderde hun voedsel. Daardoor vormden de muggen in de tunnels een nieuwe soort. Hoe noem je de gebeurtenis dat de twee groepen niet meer met elkaar in contact kwamen?
A
evolutietheorie
B
isolatie
C
natuurlijke selectie
D
soortvorming

Slide 22 - Quiz

Antwoord
B- De muggen raken geïsoleerd van andere muggen door een barrière. Elkaar niet kunnen bereiken heet isolatie

Slide 23 - Diapositive

Argumenten voor evolutie

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

Slide 26 - Vidéo

Fossielen(1)
zijn versteende overblijfselen van organismen of afdrukken van organismen in gesteenten.

Slide 27 - Diapositive

Leg uit hoe fossielen de evolutie theorie ondersteunen.

Slide 28 - Question ouverte

Antwoord
Fossielen zijn afdrukken van organismen. Vaak zag men dat er ook fossielen waren van organismen die nergens in de wereld te vinden waren. Daaruit kun je concluderen dat er door de tijd meerdere soorten hebben geleefd en dat soorten uitsterven (de fossielen komen na een tijdje niet meer voor). Ook kun je met onderzoek aan fossielen stambomen van soorten uitschrijven. Waaruit je kan zien welke soort uit welke soort is ontstaan (verwantschap).

Slide 29 - Diapositive

Overeenkomst in bouw(2.1)
  • Verschillende functies
  • Dezelfde bouw
  • Gemeenschappelijke voorouder

Slide 30 - Diapositive

Overeenkomst in bouw(2.2)
  • Dezelfde functie
  • Verschillende bouw
  • Geen gemeenschappelijke voorouder

Slide 31 - Diapositive

Rudimentaire organen
Organen die vroeger een functie hadden, maar nu niet meer nodig zijn 

Slide 32 - Diapositive

Sleep de juiste afbeelding naar de bijbehorende structuur.
overeenkomst in bouw
overeenkomst in functie
Rudimentair

Slide 33 - Question de remorquage

Antwoord
A-1 (Dezelfde functie, maar andere structuur)
B-2 (Dezelfde structuur, maar een ander functie)
C-3 (Orgaan waarvan de functie is vervallen en daardoor is het orgaan niet meer nodig)

Slide 34 - Diapositive