Oefenen H1 t/m 5

Aan welke 3 criteria moeten rechtsregels voldoen?
1 / 19
suivant
Slide 1: Question ouverte
rechtenWOMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Aan welke 3 criteria moeten rechtsregels voldoen?

Slide 1 - Question ouverte

Bea vraagt een parkeervergunning aan, zodat ze bij haar huis kan parkeren. Welk rechtsgebied?
A
Strafrecht
B
Staatsrecht
C
Bestuursrecht
D
Burgerlijk recht

Slide 2 - Quiz

De gemeente Amsterdam koopt nieuwe bureaustoelen voor het gemeentekantoor. Welk rechtsgebied?
A
Publiekrecht en dan Staatsrecht
B
Publiekrecht en dan bestuursrecht
C
Privaatrecht en dan vermogensrecht
D
Privaatrecht en dan strafrecht

Slide 3 - Quiz

Als de Europese Unie wetgeving maakt die direct in de lidstaten geldt dan noemen we dat een?
A
Europese verordening
B
Europese richtlijn
C
Europese regeling
D
Europese uitspraak

Slide 4 - Quiz

Welk rechtsgebied geldt niet voor rechtspersonen?
A
Rechtspersonenrecht
B
Vermogensrecht
C
Personen & Familierecht
D
Ze gelden allemaal voor rechtspersonen

Slide 5 - Quiz

Wie kan er allemaal erven volgens het recht (dus erfgenaam zijn)?
A
Rechtssubjecten
B
Rechtspersonen
C
Natuurlijke personen

Slide 6 - Quiz

De Europese Raad bestaat uit de ministers van de lidstaten die gaan over het specifieke onderwerp dat op de agenda staat.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Gewoonterecht is geschreven recht.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Noem een voorbeeld van een handeling door een persoon met ongepland rechtsgevolg.

Slide 9 - Question ouverte

Een arbeidsovereenkomst sluiten is...
A
een handeling door een persoon met gepland rechtsgevolg
B
een handeling door een persoon met ongepland rechtsgevolg
C
geen handeling door een persoon

Slide 10 - Quiz

Welke wetgeving gaat voor alle anderen?
A
Grondwet
B
Wet
C
Internationale verdragen
D
Algemene Maatregel van Bestuur

Slide 11 - Quiz

De staatsvorm van Nederland is...
A
een eenheidsstaat
B
een gedecentraliseerde eenheidsstaat
C
een federale staat

Slide 12 - Quiz

Een provinciale verordening is een?
A
Wet in formele zin.
B
Wet in materiële zin.
C
Geen algemeen verbindend voorschrift
D
Geen van het voorstaande.

Slide 13 - Quiz

De regeringsvorm van Nederland is...
A
een parlementair stelsel
B
een constitutionele monarchie
C
Zowel A als B is juist
D
Zowel A als B is onjuist

Slide 14 - Quiz

Leg uit wat de driemachtenleer inhoudt.

Slide 15 - Question ouverte

Stel de minister van onderwijs besluit alle scholen te sluiten. De hele tweede kamer is het hier niet mee eens. Wat kan de tweede kamer doen?
A
Niets
B
Motie van wantrouwen indienen
C
Nieuwe verkiezingen uitschrijven

Slide 16 - Quiz

Als de gemeente zelfstandig kan beslissen over op welke dagen en hoe de vuilnis wordt opgehaald, dan noemen we dat?
A
Autonomie
B
Medebewind

Slide 17 - Quiz

Hoe noemen we het als de regering regelgeving maakt?
A
Ministeriele regeling
B
De wet
C
Algemene Maatregel van Bestuur
D
Provinciale verordening

Slide 18 - Quiz

De gemeentelijke overheid bestaat uit drie organen, welke hoort er niet bij?
A
Burgermeester
B
Gemeenteraad
C
Bestuur
D
College van B&W

Slide 19 - Quiz