Herhalingsles break-even (1), 4-3-2020, 10:00-11:30

Planning voor de les:
5 minuten: binnenkomst, welkom en spullen voor
15 minuten : voorkennis
20 minuten: samen opgaven maken 
5-10 minuten: PAUZE
40 minuten: aan het werk!
5 minuten: leerdoelen testen
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
BasiscalculatiesMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Planning voor de les:
5 minuten: binnenkomst, welkom en spullen voor
15 minuten : voorkennis
20 minuten: samen opgaven maken 
5-10 minuten: PAUZE
40 minuten: aan het werk!
5 minuten: leerdoelen testen

Slide 1 - Diapositive

Break-even
klein vs groot

Slide 2 - Diapositive

Wat gebeurt er wanneer je als bedrijf structureel niet in een break-even situatie terecht komt?

Slide 3 - Question ouverte

Slide 4 - Diapositive

Schrijf de belangrijke variabelen op
Karim heeft een studiebeurs van € 269,- en verdient € 250,- per maand met een bijbaan. In totaal heeft Karim € 519,- aan inkomsten. Hiervan moet hij al zijn kosten kunnen betalen. Karim woont op kamers en moet zijn zorgpremie en mobiel abonnement betalen. Samen is dit een bedrag van € 340,- aan vaste kosten. Voor eten, uitgaan en kleding heeft Karim nog € 179,- per maand over. Dit kun je als variabele kosten beschouwen. 

Slide 5 - Diapositive

Karim gaat 50 euro per maand minder verdienen. Wat raad jij hem als adviseur aan?

Slide 6 - Question ouverte

Karim verliest zijn baan. Hoeveel euro zit hij nu onder de break-even situatie?

Slide 7 - Question ouverte

Schrijf de belangrijke variabelen op!
Marloes en Jaap wonen pas samen.
Marloes studeert nog en heeft een studiebeurs van €269,- per maand.  Jaap werkt in de horeca en verdient €1.350,- per maand.  De vaste kosten van Marloes en Jaap bedragen per maand: 

Slide 8 - Diapositive

a. Hoeveel bedraagt het gezamenlijke inkomen van Marloes en Jaap?

Slide 9 - Question ouverte

b. Hoeveel bedragen de maandelijkse vaste kosten van Marloes en jaap?

Slide 10 - Question ouverte

c. Hoeveel houden Marloes en Jaap per maand over voor eten, ontspanning en kleding?

Slide 11 - Question ouverte

Hoe noemen we kosten als eten, ontspanning en kleding?
A
Vaste kosten
B
Variabele kosten
C
Directe kosten
D
Indirecte kosten

Slide 12 - Quiz

Break-even: homogeen

Slide 13 - Diapositive

Opdracht
Een supermarkt verkoopt 1 ½ literflessen frisdrank tegen een gemiddelde consumentenprijs van € 1,09.
De gemiddelde inkoopprijs bedraagt € 0,50 exclusief 9% BTW.
De vaste kosten van de assortimentsgroep frisdranken worden geschat op € 5.550,– per jaar.

Slide 14 - Diapositive

a. Bereken het aantal frisdrank flessen dat minimaal per jaar verkocht moet worden, om quitte te spelen.

Slide 15 - Question ouverte

Uitwerking:


a. Prijs excl. BTW = € 1,09 x 100 = € 1,-
                            109

                                € 5.550 = 11.100 flessen
€ 1,- - € 0,50 

Slide 16 - Diapositive

b. Bereken de break-even omzet van de assortimentsgroep frisdranken.

Slide 17 - Question ouverte

Uitwerking:




b. 11.000 flessen x € 1,- = € 11.100,- BEO

Slide 18 - Diapositive

5 minuten PAUZE
timer
5:00

Slide 19 - Diapositive

Break-even: heterogeen
Bruto winst = verkoopprijs - inkoopprijs

Slide 20 - Diapositive

Opdracht
André heeft een groothandel in automaterialen.
De inkoopwaarde van de omzet bedraagt gemiddeld 65% van de omzet.  André heeft jaarlijks de volgende vaste kosten: 

- Huur en overige huisvestingskosten € 55.000,– 
- Personeelskosten € 42.000,–
- Afschrijvingskosten 10% per jaar van de aanschafwaarde van de inventaris van € 75.000,–.
- De restwaarde van de inventaris wordt geschat op € 15.000,-.
- De rente kosten 6,5% over het geïnvesteerd vermogen van € 45.000,-.
- De overige vaste kosten zulle € 17.000,– bedragen.

Slide 21 - Diapositive

a. Bereken de jaarlijkse vaste kosten van André.

Slide 22 - Question ouverte

Uitwerking

Slide 23 - Diapositive

b. Bereken de break even omzet van André.

Slide 24 - Question ouverte

Uitwerking

Slide 25 - Diapositive

Aan de slag!
Wat? Opdrachten maken of leren voor de toets.
Hoe? Aan de hand van het stoplicht.
Hulp? Het stoplicht, de docent, je laptop en je medestudent.
Tijd? Tot het einde van de les.
Uitkomst? Je hebt geoefend met de leerstof.
Klaar? Dan is de les afgelopen.

Slide 26 - Diapositive