Les 28 Taallab - Deel 2: Taalstudie

• Nederlands
• Secundair onderwijs

Les 28 

Taallab

DEEL 2 - Taalstudie

Bijvoeglijk naamwoord en bijwoord

Theoriekader op p. 344

Bekijk eerst het instructiefilmpje op Pelckmans Portaal. 

Duid nadien de belangrijke termen aan.

Noteer vragen indien je iets niet begrijpt.

Bijvoeglijk naamwoord en bijwoord

Oefening 2 op p. 345

Kruis de woordsoort van de gekleurde woorden aan.

a. De restauratie van het schilderij is (zorgvuldig) uitgevoerd.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

b. Op dit moment is de laatste, (belangrijke) fase aan de gang.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

c. Volgens een professor hebben de restaurateurs (ondeskundig) verflagen weggehaald.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

d. Door die (drastische) aanpak zou het werk onherroepelijk beschadigd zijn.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

e. De minister vindt daarentegen dat de restauratie (heel) correct verloopt.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

f. De minister vindt daarentegen dat de restauratie heel (correct) verloopt.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

g. De beslissing om een laag te verwijderen werd gemaakt op basis van (wetenschappelijk) onderzoek.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

h. Een internationaal expert zei dat de restauratie het (oorspronkelijke) penseelwerk onthulde.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

Bijvoeglijk naamwoord en bijwoord

Oefening 3 op p. 345

Screen je inzicht in woorden. Geef de woordsoort aan van het gekleurde woord. 

1. India is getroffen door een (ernstige) aardbeving.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

2. De aarde trilde (hard).

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

3. De (hevige) trillingen veroorzaakten veel schade.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

4. De ravage is (erg) groot.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

5. Heel wat huizen stortten (volledig) in.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

6. (Indiase) mensen zijn gevlucht.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

7. De overheid kondigde het (grote) rampenplan af.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

8. (Snel) werd een reddingsactie op poten gezet.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

9. Een (jong) meisje werd vanonder het puin gehaald.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

11. Na de reddingsactie stormde het (hevig).

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

12. (Levende) slachtoffers traceren werd daardoor moeilijk

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

13. Gelukkig kan het (kwetsbare) gebied rekenen op steun.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

14. (Internationale) organisaties bieden hulp.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

15. Desondanks zal de wederopbouw (heel) traag gaan.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

Bijvoeglijk naamwoord en bijwoord

Oefening 4 op p. 345

Trek een pijl naar het woord waar het gekleurde woord bijhoort. Kruis dan de woordsoort aan. 

Het trekken van de pijl doe je in de cursus. Dit hoort bij de vraag 'waarbij hoort ...' Zie volgende slides.

1. Hoe komen (plastic) wattenstaafjes in zee terecht?

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

1. Waarbij hoort 'plastic'?

Hoe komen plastic wattenstaafjes in zee terecht?

2. Rijden we steeds (zuiniger)?

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

2. Waarbij hoort 'zuiniger'?

Rijden we steeds zuiniger?

3. (Lang) gezochte misdadiger eindelijk gevat!

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

3. Waarbij hoort 'lang'?

Lang gezochte misdadiger eindelijk gevat!

4. (Wit-Russisch) toneelstuk gaat de wereld rond.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

4. Waarbij hoort 'Wit-Russisch'?

Wit-Russisch toneelstuk gaat de wereld rond.

5. Leuvenaars lanceren (eigen) versie van Warmste Week.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

5. Waarbij hoort 'eigen'?

Leuvenaars lanceren eigen versie van Warmste Week.

6. Ministers vergaderen (weldra) over maatregelen

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

6. Waarbij hoort 'weldra'?

Ministers vergaderen weldra over maatregelen

7. Ook Japan stapt op (klimaatneutrale) trein.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

7. Waarbij hoort 'klimaatneutrale'?

Ook Japan stapt op klimaatneutrale trein.

8. Polen stort zich in (onzeker) kernavontuur.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

8. Waarbij hoort 'onzeker'?

Polen stort zich in onzeker kernavontuur.

9. Privéjet vliegt (beter) dan jumbojet.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

9. Waarbij hoort 'beter'?

Privéjet vliegt beter dan jumbojet.

10. Kerk (volledig) uitgebrand!

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

10. Waarbij hoort 'volledig'?

Kerk volledig uitgebrand!

Bijvoeglijk naamwoord en bijwoord

Oefening 5 op p. 346

Plaats de gekleurde woorden bij de juiste woordsoort. 

Doe dit direct in de cursus.

Bijvoeglijk naamwoord en bijwoord

Oefening 5 op p. 346

Oplossingen

Bijvoeglijk naamwoord en bijwoord

Oefening 6 op p. 346

Plaats de gekleurde woorden bij de juiste woordsoort. 

Doe dit direct in de cursus.

Bijvoeglijk naamwoord en bijwoord

Oefening 6 op p. 346

Oplossingen

Bijvoeglijk naamwoord en bijwoord

Oefening 7 op p. 347

Markeer de bijwoorden en onderstreep de bijvoeglijke naamwoorden.  

Doe dit direct in de cursus.

Bijvoeglijk naamwoord en bijwoord

Oefening 7 op p. 347

Oplossingen