Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Nederlands
Functiewoorden
17 januari 2022
Slide 1 - Diapositive
Leerdoel
Herhaalles
Je leert wat functiewoorden zijn en hoe ze je helpen om de structuur van een tekst te herkennen.
1. Tekststructuur
2. Alinea's
3. Functiewoorden
Slide 2 - Diapositive
Tekststructuur
Slide 3 - Diapositive
Wat weet je nog... Uit welke delen is een tekst opgebouwd,
Slide 4 - Question ouverte
Wat weet je nog.... Wat is de functie van de inleiding?
Slide 5 - Question ouverte
Wat weet je nog... Wat is de functie van de kern
Slide 6 - Question ouverte
Noem vier functies van een slot.
Slide 7 - Question ouverte
Een tekst heeft altijd een opbouw .
Dat noem je een structuur.
In de inleiding wordt duidelijk wat het onderwerp van de tekst is. De lezer wordt nieuwsgierig gemaakt naar de rest van de tekst. Meestal vertelt de schrijver in de inleiding: waarom hij de tekst heeft geschreven, wat het onderwerp van de tekst is, wat het doel van de tekst is,wat de lezer kan verwachten.
Het middenstuk wordt ook wel de kern van de tekst genoemd. Hierin wordt het onderwerp van de tekst besproken. Het onderwerp wordt meestal van verschillende kanten bekeken en er worden verschillende onderdelen besproken. Deze verschillende onderdelen worden deelonderwerpen genoemd.
Slide 8 - Diapositive
En daarom raad ik iedereen aan om meer televisie te kijken
A
inleiding
B
kern
C
slot
Slide 9 - Quiz
Televisiekijken biedt bovendien de broodnodige ontspanning.
A
inleiding
B
kern
C
slot
Slide 10 - Quiz
Het moge duidelijk zijn: televisiekijken is de beste invulling van je vrije tijd.
A
inleiding
B
kern
C
slot
Slide 11 - Quiz
Voor velen zal het een bekend gevoel zijn: zo veel kanalen en toch zo weinig leuke programma's op tv.
A
inleiding
B
kern
C
slot
Slide 12 - Quiz
Toch is het misschien te kort door de bocht om te zeggen dat er geen goede televisie meer wordt gemaakt.
A
inleiding
B
kern
C
slot
Slide 13 - Quiz
Zullen onze kleinkinderen nog weten wat een televisie is?
A
inleiding
B
kern
C
slot
Slide 14 - Quiz
Alinea's
Slide 15 - Diapositive
Wat weet je nog... Wat is een alinea?
Slide 16 - Question ouverte
Hoe ziet een alinea er meestal uit?
A
een paar woordjes
B
1000 woorden
C
een paar zinnen
D
3 pagina's
Slide 17 - Quiz
1. opsomming
2. voordeel
3. nadeel
Slide 18 - Diapositive
Functiewoorden
Slide 19 - Diapositive
Wat weet je nog? Wat is een functiewoord?
Slide 20 - Question ouverte
aanleiding= de reden waarom
afweging= keer dat je erover nadenkt wat het beste is
anekdote= kort verhaal wat gebeurt is door middel van een grap
argument=reden
constatering= vastgesteld worden
definitie= omschrijving begrip
Slide 21 - Diapositive
Wat is het functiewoord? Een belangrijk gevolg van deze maatregel is minder criminaliteit.
Slide 22 - Question ouverte
Wat is het functiewoord? Ter nuancering: niet iedereen zal meedoen met dit project.
Slide 23 - Question ouverte
Wat is het functiewoord? De oplossing ligt voor de hand. We moeten meer boeken lezen!
Slide 24 - Question ouverte
Wat is het functiewoord? De verkiezingen waren een fiasco. De oorzaak is onze slappe leider.
Slide 25 - Question ouverte
Wat is het functiewoord? Vis eten is gezond. Haring, een vis die bomvol zit met goede vetten, is hier een goed voorbeeld van.
Slide 26 - Question ouverte
Wat is het functiewoord? Minder eten of meer bewegen: het blijft een moeilijke afweging voor veel mensen die te zwaar zijn.
Slide 27 - Question ouverte
1. Verdeel de alinea's van deze tekst in inleiding, kern en slot.
Slide 28 - Diapositive
2. Zoek in elke alinea het functiewoord en schrijf dit op.