FE Systeem aarde H1

Formatieve evaluatie H1 Systeem aarde
<                                                                 Deze FE begint met een aantal kennisvragen en daarna krijg je een aantal toepassingvragen. 
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4-6

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Formatieve evaluatie H1 Systeem aarde
<                                                                 Deze FE begint met een aantal kennisvragen en daarna krijg je een aantal toepassingvragen. 

Slide 1 - Diapositive

Welke uitspraak over de continentale korst klopt NIET?
A
Het belangrijkste bestandsdeel is graniet.
B
De korst is lichter dan de oceanische.
C
De korst is (veel) dikker dan de oceanische.
D
Over het algemeen is de hij jonger dan de oceanische korst.

Slide 2 - Quiz

Dit gesteente erodeert het snelst.
A
sedimentgesteente
B
metamorfgesteente
C
stollingsgesteente
D
Alle soorten even snel

Slide 3 - Quiz

De lithosfeer is...
A
een plastisch deel van de aardmantel
B
een plastisch deel van de aardkorst
C
het buitenste harde deel van aardkorst
D
het buitenste harde deel van de aardmantel

Slide 4 - Quiz

Welk gesteente hoort er niet bij?
A
zoutsteen
B
steenkool
C
leisteen
D
kalksteen

Slide 5 - Quiz

Metamorfgesteente
Sedimentgesteente
Stollingsgesteente
Leisteen en marmer
Basalt en andesiet
zand en kalksteen

Slide 6 - Question de remorquage

Welk begrip hoort bij de volgende uitspraak: "een gesteentelaag die dieper in de grond ligt is waarschijnlijk ouder dan een laag die daarboven ligt'.
A
superpositie
B
actualiteitsbeginsel
C
absolute ouderdom
D
gidsfossiel

Slide 7 - Quiz

Welke aanwijzing van Wegener voor zijn 'theory of continental drift' klopt NIET?
A
Hij vond steenkool in gebieden met een koud klimaat.
B
De gesteenten van Afrika en Z-Amerika kwamen overeen w.b. ouderdom en soort.
C
Hij vond sporen van gletsjers in gebieden met een koud klimaat.
D
Hij vond dezelfde fossielen op totaal verschillende continenten.

Slide 8 - Quiz

Welke uitspraak past bij de plek onder de verticale lijn (rechts)?
A
Een horst, mogelijk ontstaan door een divergente breuk.
B
Een horst, mogelijk ontstaan door een convergente breuk.
C
Een slenk, mogelijk ontstaan door een divergente breuk.
D
Een slenk, mogelijk ontstaan door een convergente breuk.

Slide 9 - Quiz

Een aardbeving met een kracht van 7 op de schaal van Richter is hoeveel keer sterker dan een beving met een kracht van 4?
A
100x
B
1000x
C
3x
D
10x

Slide 10 - Quiz

Wanneer 2 oceanische platen botsen...
A
duikt de oudere zwaardere plaat onder de jongere
B
duikt de jongere zwaardere plaat onder de oudere
C
ontstaat er een plooiïngsgebergte omdat beide van basalt zijn.
D
duikt de jongere lichtere plaat onder de oudere, omdat de oudere meer afgekoeld is.

Slide 11 - Quiz

Aardbevingen zijn het zwaarst bij
A
convergente en divergente breuken
B
convergente en transforme breuken
C
transforme en divergente breuken
D
Bij alle breuklijnen vindt je zware aardbevingen

Slide 12 - Quiz

Bij een mid-oceanische rug is er een...
A
divergente beweging en ontstaan er stratovulkanen.
B
convergente beweging en ontstaat er subductie.
C
transforme beweging, waardoor je horsten en slenken krijgt.
D
divergente beweging en ontstaan er schildvulken.

Slide 13 - Quiz

De oceaanbodem is het jongst...
A
dichtbij de midoceanische rug
B
ver weg van de mid-oceanische rug
C
Dichtbij de subductiezone.
D
De oceaanbodem is overal even oud.

Slide 14 - Quiz

Een schildvulkaan komt voor bij
A
divergente breukzones en bij hotspots
B
convergente en divergente breukzones
C
convergente breukzones en hotspots
D
bij transforme breukzones en hotspots

Slide 15 - Quiz

Einde kennisvragen
Je hebt nu een idee van je basale kennisniveau. Vlak voor een echt SE zou je minimaal 12 van de 14 vragen goed moeten hebben, want het is overwegend leerwerk
Nu gaan we nog een paar toepassingsvragen doen. Deze geven een realistischer beeld van het SE. 

Slide 16 - Diapositive

Verklaar welk type vulkanen en welk type eruptie je vindt in Nieuw-Zeeland (4p).

Slide 17 - Question ouverte

IJsland en Japan: bij welk van de twee landen zullen over het algemeen geen tsunami’s voorkomen en waarom? (2p)

Slide 18 - Question ouverte

Het Nederlandse landschap is gevormd door endogene en exogene krachten. Geef aan welke van beide het Nederlandse landschap tegenwoordig het meeste beïnvloeden en geef een bijpassend concreet voorbeeld. (2p)

Slide 19 - Question ouverte