u1k Lezen §3 Hoofdgedachte (woensdag16novdonderdag17nov)

Welkom
  • Ga zitten volgens de plattegrond.
  • Pak je boek en schrift alvast voor je.



1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom
  • Ga zitten volgens de plattegrond.
  • Pak je boek en schrift alvast voor je.



Slide 1 - Diapositive

1. De theorie van §2 Onderwerp herhalen. 
2. Verder met §3 Hoofdgedachte.
3. Onderderwerpen en hoofdgedachtes uit het journaal halen.
4. Oefenen met de opdrachten §3 Hoofdgedachte.
In deze les gaan we

Slide 2 - Diapositive

De lesdoelen
  • Je kunt een tekst oriënterend lezen en zo het onderwerp van een tekst bepalen.
  • Je weet wat de hoofdgedachte van een tekst is.
  • Je kunt de hoofdgedachte van een tekst herkennen door precies te lezen.

Slide 3 - Diapositive


§2
 Onderwerp


Elke tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp van de tekst. Het onderwerp kun je in een paar woorden omschrijven.

Slide 4 - Diapositive

Om het onderwerp van een tekst te vinden
Als je weet wat het onderwerp van een tekst is, dan begrijp je de tekst beter als je hem helemaal gaat lezen. Dat is voor het onderwerp niet nodig. Je kunt de tekst dan ook oriënterend lezen.
Oriënterend lezen

Slide 5 - Diapositive

Om het onderwerp van een tekst te vinden
Zo lees je een tekst oriënterend:
  • Bekijk de tekst 
  • Wat is de titel? 
  • Wat laten de afbeeldingen zien?
  • Wat vertellen de tussenkopjes?
  • Zijn er opvallende woorden?
  • Worden bepaalde woorden vaak gebruikt?
  • Lees de eerste alinea van de tekst.
Oriënterend lezen

Slide 6 - Diapositive

6.2

Slide 7 - Diapositive

1.1 Onbekende woorden
1.2 Onderwerp
1.3 Hoofdgedachte
1.4 Tekstdoelen en -soorten
1.5 Inleiding, middenstuk, slot
1.6 Deelonderwerpen
1.7 Stappenplan lezen
1.8 Meer Lezen
Waaruit bestaat de cursus
Meer dan Lezen?

Slide 8 - Diapositive

Het belangrijkste van een een tekst of programma in één zin
  • Om het onderwerp (§2) te vinden, moet je een tekst oriënterend lezen
  • Om de hoofdgedachte van een tekst
    te vinden, moet je precies lezen.
  • Je leest dan helemaal van de eerste zin tot en met de laatste zin.
Hoofdgedachte

Slide 9 - Diapositive

Om de hoofdgedachte van een tekst te vinden
Zo lees je een tekst precies:
  • Bepaal het onderwerp van de tekst: waar gaat de tekst over?
  • Lees de tekst helemaal,
  • Markeer woorden die je vaak tegen komt.
  • Kijk aan het begin en het eind van de tekst of de hoofdgedachte daar al staat.
  • Geef in één zin antwoord op de vraag: wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?
Precies lezen

Slide 10 - Diapositive

Oefenen
Het jeugdjournaal
  • Pak je schrift.
  • Schrijf 3 onderwerpen op
    (Waar gaat het fragment over?)
  • Schrijf ook 3 hoofdgedachtes op (Wat is het belangrijkste van een fragment in één zin)

Slide 11 - Diapositive

Bespreken
H1 Meer dan Lezen
§3: Hoofdgedachte
Bladzijde 21-22
 
Opdracht 2 en 3

waar?
wat?

Slide 12 - Diapositive

Oefenen
H1 Meer dan Lezen
§3: Hoofdgedachte
Bladzijde 22-25
 
Opdracht 4, 6 en 7
Huiswerk voor maandag 21 november.

Waar?
Wat?
timer
5:00

Slide 13 - Diapositive

Met welke manier van lezen vind je het onderwerp van een tekst?



A
Precies lezen
B
Nauwkeurig lezen
C
Oriënterend lezen
D
Begrijpend lezen

Slide 14 - Quiz

Waar let je op als je een tekst oriënterend (of verkennend) leest?

Slide 15 - Question ouverte

Welke vraag stel je ook alweer om achter het onderwerp van een tekst te komen?


A
Wie vertelt de tekst?
B
Hoe veel woorden staan in de tekst?
C
Waar gaat de tekst over?
D
Wie heeft de tekst geschreven?

Slide 16 - Quiz

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?


A
Het belangrijkste van een tekst in één zin.
B
Hoe veel woorden er in de tekst staan.
C
Wie de tekst heeft geschreven.
D
Wie de tekst heeft geschreven.

Slide 17 - Quiz

Met welke manier van lezen vind je de hoofdgedachte van een tekst?



A
Precies lezen
B
Nauwkeurig lezen
C
Oriënterend lezen
D
Begrijpend lezen

Slide 18 - Quiz

Wat doe je als je een tekst 'precies' leest?

Slide 19 - Question ouverte

Wat is een synoniem?

A
Een ander woord met dezelfde betekenis.
B
Een ander woord met een andere betekenis
C
Hetzelfde woord met een andere betekenis

Slide 20 - Quiz

Einde van deze les!
Als het goed is weet je nu: 
  • Hoe je een tekst oriënterend leest.
  • Wat de hoofdgedachte van een tekst is.
  • Hoe je zo'n hoofdgedachte kunt herkennen door precies te lezen.

Slide 21 - Diapositive

De lesdoelen
  • Je kunt een tekst oriënterend lezen en zo het onderwerp van een tekst bepalen.
  • Je weet wat de hoofdgedachte van een tekst is.
  • Je kunt de hoofdgedachte van een tekst herkennen door precies te lezen.

Slide 22 - Diapositive