Pak je boek, schrift en iPad, want deze gaan we vandaag allemaal gebruiken.
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1
Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Welkom
Zoek rustig een plekje in het lokaal.
Pak je boek, schrift en iPad, want deze gaan we vandaag allemaal gebruiken.
Slide 1 - Diapositive
1. De theorie van §2 Onderwerp herhalen.
2. Verder met §3 Hoofdgedachte.
3. Oefenen met §3 Hoofdgedachte.
In deze les gaan we
Slide 2 - Diapositive
De lesdoelen
Je kunt een tekst oriënterend lezen en zo het onderwerp van een tekst bepalen.
Je weet wat de hoofdgedachte van een tekst is.
Je kunt de hoofdgedachte van een tekst herkennen door precies te lezen.
Slide 3 - Diapositive
§2 Onderwerp
Elke tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp van de tekst. Het onderwerp kun je in een paar woorden omschrijven.
Slide 4 - Diapositive
Om het onderwerp van een tekst te vinden
Als je weet wat het onderwerp van een tekst is, dan begrijp je de tekst beter als je hem helemaal gaat lezen. Dat is voor het onderwerp niet nodig. Je kunt de tekst dan ook oriënterend lezen.
Oriënterend lezen
Slide 5 - Diapositive
Om het onderwerp van een tekst te vinden
Zo lees je een tekst oriënterend:
Bekijk de tekst
Wat is de titel?
Wat laten de afbeeldingen zien?
Wat vertellen de tussenkopjes?
Zijn er opvallende woorden?
Worden bepaalde woorden vaak gebruikt?
Lees de eerste alinea van de tekst.
Oriënterend lezen
Slide 6 - Diapositive
Met welke manier van lezen vind je het onderwerp van een tekst?
A
Precies lezen
B
Nauwkeurig lezen
C
Oriënterend lezen
D
Begrijpend lezen
Slide 7 - Quiz
Welke vraag stel je ook alweer om achter het onderwerp van een tekst te komen?
A
Wie vertelt de tekst?
B
Hoe veel woorden staan in de tekst?
C
Waar gaat de tekst over?
D
Wie heeft de tekst geschreven?
Slide 8 - Quiz
Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
A
Het belangrijkste van een tekst in één zin.
B
Hoe veel woorden er in de tekst staan.
C
Hoe iemand in een tekst ergens over denkt.
D
Wie de tekst heeft geschreven.
Slide 9 - Quiz
6.2
Slide 10 - Diapositive
1.1 Onbekende woorden
1.2 Onderwerp
1.3 Hoofdgedachte
1.4 Tekstdoelen en -soorten
1.5 Inleiding, middenstuk, slot
1.6 Deelonderwerpen
1.7 Stappenplan lezen
1.8 Meer Lezen
Waaruit bestaat de cursus
Meer dan Lezen?
Slide 11 - Diapositive
Het belangrijkste van een een tekst of programma in één zin
Om het onderwerp (§2) te vinden, moet je een tekst oriënterend lezen.
Om de hoofdgedachte van een tekst te vinden, moet je precies lezen.
Je leest dan helemaal van de eerste zin tot en met de laatste zin.
Hoofdgedachte
Slide 12 - Diapositive
Om de hoofdgedachte van een tekst te vinden
Zo lees je een tekst precies:
Bepaal het onderwerp van de tekst: waar gaat de tekst over?
Lees de tekst helemaal,
Markeer woorden die je vaak tegen komt.
Kijk aan het begin en het eind van de tekst of de hoofdgedachte daar al staat.
Geef in één zin antwoord op de vraag: wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?
Precies lezen
Slide 13 - Diapositive
Oefenen
Het jeugdjournaal
Pak je schrift.
Schrijf 3 onderwerpen op (Waar gaat het fragment over?)
Schrijf ook 3 hoofdgedachtes op (Wat is het belangrijkste van een fragment in één zin)
Slide 14 - Diapositive
Oefenen
H1 Meer dan Lezen
§3: Hoofdgedachte
Bladzijde 21-22
Opdracht 2 en 3
Ben je snel klaar? Ga dan nog even oefenen voor het SO over Cursus 6 Formuleren.
waar?
wat?
Slide 15 - Diapositive
Wat ging deze les goed?
Slide 16 - Question ouverte
Wat kun je tijdens het komende uur Nederlands beter doen?
Slide 17 - Question ouverte
Einde van deze les!
Als het goed is weet je nu:
Hoe je een tekst oriënterend leest.
Wat de hoofdgedachte van een tekst is.
Hoe je zo'n hoofdgedachte kunt herkennen door precies te lezen.
Slide 18 - Diapositive
De lesdoelen
Je kunt een tekst oriënterend lezen en zo het onderwerp van een tekst bepalen.
Je weet wat de hoofdgedachte van een tekst is.
Je kunt de hoofdgedachte van een tekst herkennen door precies te lezen.