Present simple = Simpele vorm van de t.t.
Past simple = verleden tijd
Present continuous = -ing vorm t.t.
Past continuous = -ing vorm v.t.
Woordvolgorde
Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Altijd, nooit, normaal gesproken.
Simpele vorm van de tegenwoordige tijd
SHIT + s
Vragen: Do / Does
Ontkenningen: Don't / Doesn't
Als iets afgelopen is (yesterday, last week e.d)
Verledentijd
ww + ed
vragen met did
ontkenningen met didn't
Present continuous
Als iets nu aan de gang is.
to be (am, are, is) + ww + -ing
Als iets aan de gang was, toen er iets anders gebeurde.
when
was/were + ww + -ing
Wie - doet - wat (wie) - waar - wanneer
I - ran - a marathon - in New York - last year