11 spelling H3 les 1

1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

WELKOM 1G
Vandaag 
  1. lezen 
  2. Terugblik 
  3. Uitleg spelling > klankveranderende werkwoorden, verleden tijd
  4. enquete
  5. Oefenen Verhaal Quest en /of spellingboekje


 







Slide 2 - Diapositive

Terugblik 

Geef de PV aan van de volgende zin:

Samen hopen Joke en Maria de andere schaakspelers te verslaan.



Slide 3 - Diapositive

Terugblik: Werkwoorden in de verleden tijd
Twee verschillende manieren

- Zwakke werkwoorden
- Sterke werkwoorden

Slide 4 - Diapositive

Verder met spelling: Werkwoorden in de verleden tijd
Twee verschillende manieren

- Zwakke werkwoorden > veranderen niet van klank
- Sterke werkwoorden > veranderen wel van klank

Slide 5 - Diapositive

Verder met spelling: Werkwoorden in de verleden tijd
Twee verschillende manieren

- Zwakke werkwoorden > veranderen niet van klank
- Sterke werkwoorden > veranderen wel van klank

ik loop, ik liep (sterk)
ik hoop, ik hoopte (zwak)

Slide 6 - Diapositive

Verder met spelling: Werkwoorden in de verleden tijd
Twee verschillende manieren

- Zwakke werkwoorden > veranderen niet van klank
ik wandel, ik wandelde
ik hoop, ik hoopte 

Slide 7 - Diapositive

stam  +
     -te of -ten

Slide 8 - Diapositive

stam  +
     -te of -ten

Slide 9 - Diapositive

Verder met spelling: Werkwoorden in de verleden tijd
lijken         > ik lijk     > ik leek
hebben    > ik heb   > ik ...
slaan
fluiten
verliezen

Slide 10 - Diapositive

Verder met spelling: Werkwoorden in de verleden tijd
Twee verschillende manieren

- Zwakke werkwoorden > veranderen niet van klank
- Sterke werkwoorden > veranderen wel van klank

Bedenk zelf een voorbeeld van een zwak en sterk werkwoord.

Slide 11 - Diapositive

Verder met spelling: Werkwoorden in de verleden tijd
Hoe weet je of een sterk werkwoord op een d of een t eindigt?



Ik vond of vont?
Ik beet of beed?

Slide 12 - Diapositive

Verder met spelling: Werkwoorden in de verleden tijd
Hoe weet je of een sterk werkwoord op een d of een t eindigt?

Maak het langer:

Ik vond of vont?
Ik beet of beed?

Slide 13 - Diapositive

Hij (vinden) het niet leuk dat de hond mij (bijten).
PV VT
A
vindt/bijdt
B
vont/beet
C
vond/beet
D
vondt/beet

Slide 14 - Quiz

Verder met spelling: Werkwoorden in de verleden tijd
Let op!
Medeklinkers veranderen ook van klank in de vt 

Blijven > ik blijf > ik bleef     v wordt f

Lezen > ik las > ik lees         z wordt s


Slide 15 - Diapositive

Verder met spelling: Werkwoorden in de verleden tijd
waar (staan),                                              niet waar (zitten)


Alleen sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klank.

Slide 16 - Diapositive

Verder met spelling: Werkwoorden in de verleden tijd
waar !


Alleen sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klank.

Slide 17 - Diapositive

Verder met spelling: Werkwoorden in de verleden tijd
waar (staan)                                             niet waar (zitten)


Als je wilt weten of je een sterk werkwoord op een -d of -t eindigt, dan kun je het woord langer maken.

Slide 18 - Diapositive

Verder met spelling: Werkwoorden in de verleden tijd
waar !


Als je wilt weten of je een sterk werkwoord op een -d of -t eindigt, dan kun je het woord langer maken.

Slide 19 - Diapositive

Verder met spelling: Werkwoorden in de verleden tijd
waar (staan)                                                 niet waar (zitten)?


Werkwoorden met een -z aan het eind van de stam, krijgen in de tegenwoordige tijd ook een -z.

Slide 20 - Diapositive

Verder met spelling: Werkwoorden in de verleden tijd
niet waar!


Werkwoorden met een -z aan het eind van de stam, krijgen in de tegenwoordige tijd ook een -z.

Slide 21 - Diapositive

Verder met spelling: Werkwoorden in de verleden tijd
waar (staan)                                              niet waar (zitten)?


Werkwoorden met een -v aan het eind van de stam, krijgen in de tegenwoordige tijd een -f.

Slide 22 - Diapositive

Verder met spelling: Werkwoorden in de verleden tijd
waar!


Werkwoorden met een -v aan het eind van de stam, krijgen in de tegenwoordige tijd een -f.

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Lien

Zelf oefenen
Spelling 

Het verhaaltje van De Quest redacteur.
Overleg samen hoe je het doet en waarom je het zo hebt gedaan!
- welke tijd?
- welke persoon is het onderwerp: ik, jij,hij/zij/het of meervoud?
- vt  -> zwak of sterk?
(5 minuten).
- Als je hiermee klaar bent ga dan door met je boekje 'spelling' of ga lezen in je boek.

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive