Formatief Schattend rekenen

Schattend rekenen
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Schattend rekenen

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

wat is schatten?
A
iets precies uitrekenen
B
iets ongeveer uitrekenen
C
gokken

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Ik koop 2 broden, 1 croissant en 1 muffin. Hoeveel moet ik ongeveer betalen?
A
€ 4
B
€ 5
C
€ 6
D
€ 7

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

schattend rekenen

42 x € 19,25
A
€ 8,-
B
€ 80,-
C
€ 800,-
D
€ 8000,-

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Ik koop 6 potjes lijm. Hoeveel moet ik ongeveer betalen?
A
€ 10
B
€ 11
C
€ 12
D
€ 13

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

schattend rekenen

8000 x € 0,05
A
€ 4,-
B
€ 40,-
C
€ 400,-
D
€ 4000,-

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

schattend rekenen

305 x 295
A
90.000
B
60.000
C
9000
D
6000

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik koop 5 muffins.
Hoeveel moet ik ongeveer betalen?

Slide 8 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions


Ik koop 2 taartjes en 2 appelbollen. Hoeveel moet ik ongeveer betalen?
A
€ 10
B
€ 11
C
€ 12
D
€ 13

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

wat vind ik het leukste vak?
A
wiskunde
B
nederlands
C
engels
D
rekenen

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Wat is de oppervlakte van deze rechthoek?
A
12 dm²
B
32 cm²
C
2,7 dm²
D
16 cm

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik koop 2 taartjes.
Hoeveel moet ik ongeveer betalen?

Slide 12 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions


Ik koop 4 rollen plakband. Hoeveel moet ik ongeveer betalen?
A
€ 4
B
€ 5
C
€ 6
D
€ 7

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions



1 kilo appels kost € 1,70. Hoeveel kost 2,5 kilo?
A
€ 4,25
B
€ 4,70
C
€ 6,00
D
€ 5,30

Slide 14 - Quiz

Je kan het getal direct vermenigvuldigen met 2,5. Je kan het ook eerst vermenigvuldigen met 2, dan apart vermenigvuldigen met 0,5 (delen door 2), en deze antwoorden bij elkaar optellen.
Ik koop 5 appelbollen.
Hoeveel moet ik ongeveer betalen?

Slide 15 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Een schapenkooi is 15 x 10 meter.

Hoeveel hek heeft de boer moeten
kopen om de kooi te maken?
A
50 m
B
150 m

Slide 16 - Quiz

Als je de grootte van iets uitspreekt zeg je vaak: (lengte) bij (breedte) meter. Dat schrijf je als ... x ... meter.

Hoe laat is het?
A
10 voor 11
B
5 over 10

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Deze man is 2.20 m.
Hoeveel cm lang is hij?
A
22 cm
B
2.200 cm
C
22.000 cm
D
220 cm

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In 2015 waren er 12 apen in de dierentuin. In 2014 waren het er 8. Wat is de groei in procenten?
A
25%
B
50%
C
75%
D
2,5 bananen

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de omtrek van dit figuur?
A
34 m
B
64 m
C
44 m
D
48 m

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Schattend rekenen
vuistregels:
  • Een volwassene is ongeveer 1,80 meter
  • Een volwassene weegt ongeveer 80 kg
  • Je loopt ongeveer 5 km per uur
  • Je fietst ongeveer 15 km per uur
  • Een auto rijdt ongeveer 100 km per uur
  • Een verdieping van een gebouw is ongeveer 3 meter
  • Een deur is ongeveer 2 meter hoog
  • Een deur is ongeveer 1 meter breed

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Op een weg staat 3 km file.
Hoeveel auto's staan er in de file?
Leg goed uit welke aannames je doet!

Slide 22 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Tim en Ilse gaan een wandeltocht maken van Groningen tot aan Maastricht. Hoelang doen ze hierover?

Slide 23 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Sanne fietst 10 km naar school. Hoelang is ze onderweg?

Slide 24 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Schat de snelheid van een volwassene die wandelt.
A
3 km/h
B
6 km/h
C
10 km/h
D
18 km/h

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Schat de snelheid van een volwassene die fietst.
A
10 km/h
B
12 km/h
C
18 km/h
D
28 km/h

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Schat de hoogte van een verdieping.
A
1,5 m
B
2 m
C
2,5 m
D
3 m

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe schrijf je een kwart
A
1/4
B
0,25
C
25%
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een marathon is 42195 m. Hoeveel km is dit?
A
4,2195 km
B
42,195 km
C
421,95 km
D
4219,5 km

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een voetbalveld is ongeveer;
A
1 vierkante meter
B
1 vierkante kilometer
C
1 vierkante hectometer
D
1 hectare

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat weegt bospeen ongeveer?
A
10 gram
B
100 cl
C
1 kg
D
10 kilo

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een meter is ongeveer een grote stap.
Wat is ook ongeveer een meter?
A
Een olifant
B
De breedte van de deur
C
Een ring
D
De muts van Sinterklaas

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Hoe lang is een vrachtwagen ongeveer?
A
200 cm
B
200 dm
C
200 m
D
200 km

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De hoogte van een boekenkast is ongeveer
A
1.800 cm
B
180 cm
C
1,80 meter
D
18.000 mm

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions