Startrekenen vervolg hoofdstuk 6, 6.3 schatten

Rekenen lj 3
Hallo allemaal
Dit mag je klaar leggen:
-Je rekenboek 
-Je laptop
Inloggen in Lessonup.app
Log in met de code +eigen naam

 
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Rekenen lj 3
Hallo allemaal
Dit mag je klaar leggen:
-Je rekenboek 
-Je laptop
Inloggen in Lessonup.app
Log in met de code +eigen naam

 

Slide 1 - Diapositive

Inhoud van de les
Terugblik naar de vorige les
Voorkennis activeren (startopdracht)
Instructie / uitleg
Leerdoel van deze les
Zelfstandige verwerking
Afsluiten/ evalueren

Slide 2 - Diapositive

Terugblik
De vorige les hebben we geoefend met wisselgeld teruggeven

We gaan even herhalen!

Slide 3 - Diapositive

Wat is wisselgeld?
A
Geld dat je gebruikt om iets te kopen.
B
Geld dat je terugkrijgt als je niet gepast hebt betaald aan de kassa.
C
Geld dat je aan je ouders geeft.
D
Geld dat je spaart voor later.

Slide 4 - Quiz

Je koopt een boek voor € 8,40 en betaalt met € 10. Hoeveel wisselgeld krijg je?

Slide 5 - Question ouverte

H6 _Bedragen schatten en uitrekenen

Schatten hoeveel iets kost.
Uitrekenen van kleine en grote bedragen.

Slide 6 - Diapositive

Waarom is het belangrijk dat je
geldbedragen kunt schatten?

Slide 7 - Carte mentale

Doel : geld schatten

* Afronden van geldbedragen.

* Je weet ongeveer wat iets kost.

* Heb je genoeg geld bij je?

* Hoeveel geld houd je ongeveer over?

Slide 8 - Diapositive

Als je schattend rekent, dan reken je niet precies.
Je rekent iets ongeveer uit.

Hoe?
Bij schattend rekenen rond je bedragen af.
Voor dat afronden zijn er afspraken gemaakt.

De cijfers 1, 2, 3, 4 worden naar beneden afgerond.

Slide 9 - Diapositive

Wat kost een nieuw Playstation-spel ongeveer?
A
€60,-
B
€50,-
C
€51,-
D
€55,-

Slide 10 - Quiz

Je koopt drie dingen:
€23,- en €11,- en €16,-
Hoeveel moet je ongeveer betalen?
A
€40,-
B
€45,-
C
€55,-
D
€50,-

Slide 11 - Quiz

Je koopt drie dingen:
€18,- en €53,- en €29,-
Hoeveel moet je ongeveer betalen?
A
€90,-
B
€100,-
C
€110,-
D
€120,-

Slide 12 - Quiz

Je koopt drie dingen:
€37,- en €32,- en €48,-
Hoeveel moet je ongeveer betalen?
A
€90,-
B
€100,-
C
€110,-
D
€120,-

Slide 13 - Quiz

Zelfstandig werken
Hoe?
Zelfstandig 
Ik loop rond voor vragen
Blz.
192 t/m 196
Opdr.
21,22,23 
Klaar?
-Controleer jezelf
-Lever je boek in bij docent
-Ga verder in Numo
Rekenen-taken-rekenen met geld
timer
30:00

Slide 14 - Diapositive

Ik kan geld bedragen schatten
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Sondage