Hoofdstuk 04 - Lawaai

• NT2
• Speciaal Onderwijs
• Leerroute 1

Hoofdstuk 4 - Lawaai

Lezen

Lees de tekst.

Ken je een woord niet? Zoek het op!

Zoek niet de hele zin op!

Probeer zelf te lezen, niet met Google Translate.

Schrijf nieuwe woorden op! 

Lees de tekst

Het nieuwe huis van Paul en Paula is bijna klaar. De oranje bank met de groene kussens staat bij het raam. Bijna alle spullen zijn uit de dozen. Alleen bij de kast staan nog vier dozen met boeken. 

Paula is in de woonkamer. Ze wil een schilderij aan de muur boven de tafel hangen. Ze staat op de eettafel met een hamer en een spijker in haar hand. Beng! Beng! Beng! Beng! De spijker gaat met veel lawaai in de muur. 

Welke spullen moeten Paul en Paula nog uitpakken?

1. Niets meer, alles is uitgepakt
2. Een paar kleren
3. Een schilderij
4. Boeken

Paula gebruikt een trap om het schilderij op te hangen

1. waar
2. niet waar

Waar hangt Paula het schilderij?

1. In de keuken
2. In de woonkamer
3. In de eetkamer
4. In de slaapkamer

Paula maakt veel geluid

1. waar
2. niet waar

Lees de tekst

Dan gaat de bel. Maar Paula hoort het niet. De bel gaat nog een keer. En nog een keer. Nu hoort Paula de bel. Ze springt van de tafel en ze loopt naar de deur. Er staat een vrouw voor de deur. 'Hallo', zegt Paula. 'Goedemorgen', zegt de vrouw. 'Ik ben de buurvrouw, ik woon hiernaarst op nummer 32.' 'O, hallo!' zegt Paula. 'Wat leuk u te ontmoeten! Wilt u een kopje koffie?'

Paul stapt voorzichtig van de tafel af

1. waar
2. niet waar

Wat vraagt Paula aan de buurvrouw?

Wie is de mevrouw?

1. de buurvrouw
2. de bovenbuurvrouw
3. de onderbuurvrouw

Paula is vriendelijk tegen de buurvrouw

1. waar
2. niet waar

Lees de tekst

'Dank u wel',  zegt de buurvrouw, 'maar dat kan niet. Mijn zoontje is een beetje ziek, hij moet slapen. Maar hij heeft last van het lawaai.' 'Het lawaai?' vraagt Paula. 'Welk lawaai?'

De buurvrouw kijkt naar de hamer in de hand van Paula. 'Het lawaai van uw hamer', zegt ze. 'O!' zegt Paula. 'Het spijt me!' Haar gezicht is een beetje rood. De buurvrouw lacht. 'Geen probleem,' zegt ze. 'Een andere keer kom ik graag koffiedrinken!'

Waarom wil de buurvrouw geen koffie?

1. Ze moet werken
2. Ze is boos over het lawaai
3. Haar zoontje is ziek

Paula weet dat ze lawaai maakt

1. waar
2. niet waar

Paula schaamt zich een beetje

1. waar
2. niet waar

De buurvrouw is boos op Paula

1. waar
2. niet waar