6.2.3 Negatieve getallen en voorrangsregels

• Wiskunde
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Welkom

Dit leg ik op tafel:

Laptop --> dicht

Etui       --> pen/potlood en aantekeningenschrift

Gelukt = fluistertoon en wachten :) 

Vorige lessen:

Planning

Uitleg 10 min

Oefenen 10 min

Werken in de Learning Portal 15 min

Les afronden 5 min

Leerdoel trede 6 

Je gebruikt de voorrangsregels bij het rekenen met negatieve getallen.

 

Wat gaan wij leren vandaag?

1. Je maakt eenvoudige opgaven met negatieve getallen en past de voorrangsregels toe.
   

Oefenen

a. (-4 + 2) • 3 =

b. 3 + (-4 • 6) =

c. (3 + -4) • 6 =

Oefenen

a. (-4 + 2) • 3

= -2 • 3

= -6

b. 3 + (-4 • 6)

= 3 – 24

= -21

c. (3 + -4) • 6

= -1 • 6

= -6

Kunnen wij het nu?

Je maakt eenvoudige opgaven met negatieve getallen en past de voorrangsregels toe.

We gaan aan de slag!

Doelen deze week:

BLOOKET

Les 1: 6.2.3 Negatieve getallen en voorrangsregels

Je hebt €35,- in je spaarpot zitten. Je krijgt elke week €2,50 zakgeld van je ouders. Van je oma

krijg je elke week €1,50 omdat je haar helpt met de boodschappen.

a. Hoeveel geld heb je na vier weken?

a. Hoeveel geld heb je na vier weken?

Saldo spaarpot = 

35 + 4 • (2,50 + 1,50)

Saldo spaarpot = 35 + 4 • 4

Saldo spaarpot = 35 + 16

Saldo spaarpot = 51

Je hebt dan dus € 51

Nog even een keer oefenen

a. (2 · 5 - 7) : -3 =