modals with negations

Modals
Modal = hulpwerkwoord. 

can, could, should, have to & must zijn modals. Modals zijn anders dan andere werkwoorden want ze veranderen niet van vorm. Behalve have to, dat wordt has to bij he/she/it



1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Modals
Modal = hulpwerkwoord. 

can, could, should, have to & must zijn modals. Modals zijn anders dan andere werkwoorden want ze veranderen niet van vorm. Behalve have to, dat wordt has to bij he/she/it



Slide 1 - Diapositive

can/to be able to & could
can: om verzoeken te doen, toestemming te vragen of te geven, het hebben over mogelijkheden en bekwaamheden. 

could: verleden tijd van can. Deze gebruik je bij formelere verzoeken, als je spreekt over dingen die gebeuren in de toekomst

Slide 2 - Diapositive

have/has to & should
Have to om te zeggen dat een actie gedaan moet worden, het is verplicht. Je gebruikt should om advies te geven. Je zegt dat het goed is om iets te doen, maar het is niet verplicht.

She has to take her medication. --> verplichting
You should say sorry to her. --> advies


Slide 3 - Diapositive

Must
Must: De spreker vindt dat een actie gedaan moet worden.  Je raad iemand iets heel sterk aan

You must brush your teeth before bed. --> je raadt het aan. 
I must go to bed early tonight. --> je vind zelf dat het moet

Slide 4 - Diapositive

For example: 
Can you pass me the salt --> hier vraag je om iemand de mogelijkheid heeft om je het zout door te geven. 

I think you should really say sorry to hear. --> Je geeft hier advies over dat je vind dat iemand zijn excuses aan moet bieden. 

Could you repeat that please? --> hierin vraag je op een nette manier of iemand dat wil herhalen waarschijnlijk tegen iemand die ouders is dan jij of een andere functie bekleed. 

Slide 5 - Diapositive

Negations
Negation = ontkenning. 

Je maakt een ontkenning door: not achter het woord te plakken. 

Let op! bij een ontkenning met have to plak je er een vorm van to do bij. --> I don't have to do the dishes. 

Slide 6 - Diapositive

Modals

Slide 7 - Diapositive

It ...... rain tomorrow
A
could
B
can

Slide 8 - Quiz

....... you really talk so loudly?
A
Can
B
Must

Slide 9 - Quiz

I ........ to do my homework.
A
must
B
have to

Slide 10 - Quiz

I ....... find my paper anywhere.
A
can't
B
am not able to

Slide 11 - Quiz

We ....... take the train to Waterloo station I think.
A
have to
B
must
C
should
D
can

Slide 12 - Quiz

...... I ask you a question mister?
A
Can
B
Could
C
Must
D
Should

Slide 13 - Quiz

She ......... take her medication 4x a day says the doctor.
A
has to
B
must
C
should
D
can

Slide 14 - Quiz

I ........ go to bed early tonight, I am so tired.
A
have to
B
must
C
should
D
could

Slide 15 - Quiz

Ever since her operation Allison ........ go to toilet a lot.
A
must
B
has to
C
should

Slide 16 - Quiz

I think you ......... say sorry to her now.
A
must
B
have to
C
should

Slide 17 - Quiz