V3 - Kapitel 5

sterke werkwoorden
1 / 21
suivant
Slide 1: Carte mentale
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

sterke werkwoorden

Slide 1 - Carte mentale

Sterke werkwoorden
sterke werkwoorden zijn werkwoorden, die in de verleden tijd en het voltooid deelwoord klinkerverandering krijgen. 
Het voltooid deelwoord eindigt bijna altijd op -en.
Bijna altijd geldt: in het Nederlands sterk, in het Duits sterk

slapen, sliep, geslapen
zwemmen, zwom, gezwommen.

Slide 2 - Diapositive

schreiben
schlafen*
sprechen**
ich
schreibe
schlafe
spreche
du
schreibst
schläfst
sprichst
er/sie/es/man
schreibt
schläft
spricht
wir
schreiben
schlafen
sprechen
ihr
schreibt
schlaft
sprecht
sie/Sie
schreiben
schlafen
sprechen
Präsens

Slide 3 - Diapositive

a-Umlaut*
Sterke werkwoorden met een a in de stam krijgen in de tegenwoordige tijd bij du en er/sie/es/man een umlaut

laufen: du läufst, er läuft

  • is het een sterk werkwoord? 
  • staat er een 'a' in de stam?
  • is het onderwerp van de zin du, er/sie/es/man?
Beantwoord je alle 3 de vragen met 'ja'? Dan zet je een Umlaut op de stam van het werkwoord.

Slide 4 - Diapositive

schreiben
schlafen*
sprechen**
ich
schreibe
schlafe
spreche
du
schreibst
schläfst
sprichst
er/sie/es/man
schreibt
schläft
spricht
wir
schreiben
schlafen
sprechen
ihr
schreibt
schlaft
sprecht
sie/Sie
schreiben
schlafen
sprechen
Präsens

Slide 5 - Diapositive

Wir (fahren) ..........morgen nach Deutschland.

Slide 6 - Question ouverte

(schlafen) Bis wann ........... du?

Slide 7 - Question ouverte

(fahren) Ich ............ nach München.

Slide 8 - Question ouverte

(fahren) Du ............ nach München.

Slide 9 - Question ouverte

e/i-Wechsel **
Bij sterke werkwoorden met een e in de stam verandert in de tegenwoordige tijd bij du en er/sie/es/man de e in een i of ie.

Een korte e wordt een i (sprechen: du sprichst, er spricht)
Een lange e wordt ie (lesen: du liest, er liest)
  • is het een sterk werkwoord? 
  • staat er een 'e' in de stam?
  • is het onderwerp van de zin du, er/sie/es/man?
Beantwoord je alle 3 de vragen met 'ja'? Dan verander je in de stam de 'e' naar een 'i' en een 'é' naar 'ie'.

Slide 10 - Diapositive

schreiben
schlafen*
sprechen**
ich
schreibe
schlafe
spreche
du
schreibst
schläfst
sprichst
er/sie/es/man
schreibt
schläft
spricht
wir
schreiben
schlafen
sprechen
ihr
schreibt
schlaft
sprecht
sie/Sie
schreiben
schlafen
sprechen
Präsens

Slide 11 - Diapositive

Uitzonderingen e/i-Wechsel **
- Werkwoorden die wel een lange e hebben, maar toch i:
geben (du gibst, er gibt), nehmen (du nimmst, er nimmt), treten (du trittst, er tritt)

- Wel sterk, maar geen e/i-Wechsel:
gehen, stehen en verstehen


Slide 12 - Diapositive

Partizip
Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden vind je op het grammaticaschema.


Slide 13 - Diapositive

(helfen) Mein Vater ............ mir immer bei den Hausaufgaben.

Slide 14 - Question ouverte

(helfen) ............ du mir dabei?

Slide 15 - Question ouverte

(lesen) Was ..... du am liebsten?

Slide 16 - Question ouverte

Hoe herken je sterke werkwoorden?

Slide 17 - Question ouverte

Wanneer komt er een -i en wanneer -ie?

Slide 18 - Question ouverte

Mijn gevoel bij de theorie van vandaag (sterke werkwoorden)
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Sondage

Benoem 2 dingen die je geleerd hebt

Slide 20 - Question ouverte

Benoem één vraag die je de volgende keer beantwoord wilt hebben

Slide 21 - Question ouverte