4.3 lezen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 2

4.3 lezen

Opdracht 6 en 7 blz. 24

6a: Wat is het belangrijkste doel van tekst 2 over 'Happy Socks'?

1. Informeren
2. Overtuigen
3. Activeren
4. Amuseren

6b: Tekst 2 is dus een:

1. Amuserende tekst
2. Activerende tekst
3. Informatieve tekst
4. Tekst met een mening

6c: De schrijver heeft nog een ander tekstdoel, welk tekstdoel is dit?

1. Amuseren
2. Activeren
3. Informeren

6d: Leg je antwoord bij 6c uit.

Opdracht 7 bespreken

Wat is het tekstdoel van de volgende teksten?

1. informeren
2. activeren
3. overtuigen
4. amuseren

'Ik vind dit een betaalbare koptelefoon en het geluid is super. Veel opties en alles werkt prima!'

1. informeren
2. activeren
3. overtuigen
4. amuseren

1. informeren
2. activeren
3. overtuigen
4. amuseren

De wolf, een prachtig dier, maar past hier niet meer en helemaal niet zonder beheer.

1. informeren
2. activeren
3. overtuigen
4. amuseren

1. informeren
2. activeren
3. overtuigen
4. amuseren

1. informeren
2. activeren
3. overtuigen
4. amuseren

1. informeren
2. activeren
3. overtuigen
4. amuseren

1. informeren
2. activeren
3. overtuigen
4. amuseren

OPDRACHT 8 BLZ. 25

8a: Bij welke tekstsoort hoort bron 3?

8b: Past in bron 3 de afbeelding goed bij de tekst? Leg je antwoord uit.

De zin 'Stapel op / stapelen heeft een dubbele betekenis. Leg dit uit.

9: Wat bedoelen we met 'beeld en opmaak'? (zie blz. 20)

Vergelijk tekst 2 (Happy socks)

en bron 3 (Hema)

Vul daarna de tabel in

Voor wie heeft de schrijver van de tekst over 'Happy Socks' de tekst geschreven denk je?

Voor wie is bron 3 (Hema) gemaakt denk je?

Kijk op blz. 26: Leespubliek

Leertekst: Leespubliek

Een schrijver schrijft zijn tekst niet voor iedereen, maar voor een bepaalde groep lezers. Het tijdschrift Voetbal International bijvoorbeeld heeft andere lezers dan het tijdschrift Tina. De groep lezers voor wie een tekst is geschreven, noem je het leespubliek.

Je kunt vaak zien voor welk leespubliek een tekst is geschreven. Kijk bijvoorbeeld naar:

• de afbeeldingen;

• de bron;

• het taalgebruik;

• het onderwerp.

Maak opdracht 10 en 11

Klaar?

- Lees alvast de tekst: Verslaafd aan shoppen op blz. 27

- Versterk jezelf   2-vmbo-BK ed. max

- Stillezen