Making Negatives

Making Negatives
Grammar
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Making Negatives
Grammar

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
1. Ik kan aan hand van een gegeven werkwoord bepalen in welke tijd de zin staat. 

2. Ik kan ontkenningen van zinnen maken.

Slide 2 - Diapositive

Let op!
Vul bij de volgende vragen geen verkorte vormen in
dus geen didn't, maar did not

Slide 3 - Diapositive

Maak de volgende zin ontkennend:
We have to hand in our homework tonight.

Slide 4 - Question ouverte

Maak de volgende zin ontkennend:
I have seen your sister.

Slide 5 - Question ouverte

Maak de volgende zin ontkennend:
The teacher told us yesterday.

Slide 6 - Question ouverte

Maak de volgende zin ontkennend:
Peter has sent an email.

Slide 7 - Question ouverte

Maak de volgende zin ontkennend:
I am a teacher.

Slide 8 - Question ouverte

Snap je dit onderdeel?
Ga verder met je weektaak (zie de werkwijzer op It's Learning)

Slide 9 - Diapositive

2 stappen van ontkennend maken

  1. In welke tijd staat de zin?

  2. Wat is de ontkennende vorm van die specifieke tijd?

Slide 10 - Diapositive

Stap 1
In welke tijd staat de zin?
  • Iets lastiger: herkennen van vormen in werkwoord.

  • Voorbeeld:
    My mother knows a lot of people. 
  • knows= present simple

Slide 11 - Diapositive

In welke tijd staat de volgende zin?
My sister worked all night yesterday.
A
present simple
B
past simple
C
present continuous
D
past continuous

Slide 12 - Quiz

In welke tijd staat de volgende zin?
Jack has been there before.
A
present simple
B
present continuous
C
present perfect
D
past simple

Slide 13 - Quiz

In welke tijd staat de volgende zin?
Charlotte teaches English.
A
present simple
B
present continuous
C
present perfect
D
past continuous

Slide 14 - Quiz

In welke tijd staat de volgende zin?
Mum was playing guitar.
A
present simple
B
present continuous
C
present perfect
D
past continuous

Slide 15 - Quiz

In welke tijd staat de volgende zin?
Dad is working in the garden.
A
present simple
B
present continuous
C
present perfect
D
past continuous

Slide 16 - Quiz

Zet de juiste regels bij de juiste werkwoordsvorm:
Present Simple
Present Continuous
Present Perfect
Past Simple
Past Continuous
To Be
hele werkwoord + (e)s
hele werkwoord + (e)d
am/are/is + ww-ing
was/were + ww-ing
have/has + voltooid deelwoord
am/are/is/was/were

Slide 17 - Question de remorquage

Zet de juiste zin bij de juiste werkwoordsvorm:
Present Simple
Present Continuous
Present Perfect
Past Simple
Past Continuous
To Be
I have baked a cake.
I never bake cakes.
I am a baker.
I am baking a cake.
I was baking a cake.
I baked a cake yesterday.

Slide 18 - Question de remorquage

Ik snap hoe ik kan bepalen in welke tijd een zin staat.
Ja
Nog niet helemaal, maar heb geen hulp nodig.
Nog niet helemaal en wil graag hulp.
Ik snap er helemaal niets van.

Slide 19 - Sondage

Stap 2
Na het bepalen van de tijd kun je de ontkennende vorm van het werkwoord toepassen. Hiervoor moet je de regels kennen.

Slide 20 - Diapositive

Zet de juiste regels bij de juiste werkwoordsvorm:
Present Simple
Present Continuous
Present Perfect
Past Simple
Past Continuous
To Be
do(es) not + hele werkwoord
did not + hele werkwoord
am/are/is + not + ww-ing
was/were + not + ww-ing
have/has + not + volt. dw.
am/are/is/was/were + not

Slide 21 - Question de remorquage

Wat is de juiste ontkenning van de volgende zin?
I waited a long time for you to arrive.
A
I have not waited a long time for you to arrive.
B
I do not waited a long time for you to arrive.
C
I did not wait a long time for you to arrive.
D
I did not waited a long time for you to arrive.

Slide 22 - Quiz

Wat is de juiste ontkenning van de volgende zin?
She works at a bank.
A
She does not work at a bank.
B
She do not works at a bank.
C
She did not work at a bank.
D
She is not working at a bank.

Slide 23 - Quiz

Wat is de juiste ontkenning van de volgende zin?
I have seen the London Eye.
A
I do not have seen the London Eye.
B
I do not see the London Eye.
C
I have not seen the London Eye.
D
I have seen not the London Eye.

Slide 24 - Quiz

Wat is de juiste ontkenning van de volgende zin?
Sheila likes going to restaurants.
A
Sheila not likes going to restaurants.
B
Sheila do not likes going to restaurants.
C
She is not liking going to restaurants.
D
Sheila does not like going to restaurants.

Slide 25 - Quiz

Wat is de juiste vraag bij dit antwoord?
Mike knew nothing about history as a kid.
A
Mike didn't know anything about history as a kid.
B
Mike didn't knew anything about history as a kid.
C
Mike doesn't knew anything about history as a kid.
D
Mike doesn't know anything about history as a kid.

Slide 26 - Quiz

Ik kan het werkwoord in de juiste ontkennende vorm zetten nadat ik weet in welke tijd een zin staat.
Ja
Nee

Slide 27 - Sondage

Misschien best makkelijk:
Staat de zin in de present of past simple?
  • Dan moeten we de juiste vorm van het werkwoord do + hele werkwoord gebruiken.
  • I like school. > I don't like school.
  • She waited a long time. > She didn't wait a long time.

Staat de zin in een andere tijd, heeft het een hulpwerkwoord of is het alleen het werkwoord be?
  • Dan hoef je alleen het woord not toe te voegen aan de zin :).
  • He is playing the guitar. > He is not playing the guitar.
  • They could come to our party. > The could not come to our party.
  • She is a professional. > She is not a professional.


Slide 28 - Diapositive

Let op!
Vul bij de volgende vragen geen verkorte vormen in
dus geen didn't, maar did not

Slide 29 - Diapositive

Maak de volgende zin ontkennend:
We have to be there at 6.

Slide 30 - Question ouverte

Maak de volgende zin ontkennend:
I told her I love her.

Slide 31 - Question ouverte

Maak de volgende zin ontkennend
(let op: 2 werkwoorden!)
I love writing because it is fun.

Slide 32 - Question ouverte

Maak de volgende zin ontkennend:
I have been to Ethiopia.

Slide 33 - Question ouverte

Maak de volgende zin ontkennend:
My sister lives in Manchester.

Slide 34 - Question ouverte

Ik kan ontkenningen van zinnen maken.
Ja
Nog niet helemaal, maar heb geen hulp nodig.
Nog niet helemaal en wil graag hulp.
Ik snap er helemaal niets van.

Slide 35 - Sondage