Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Toetsweek 2 VWO 3 2122
Herhaling P2
H4 (1, 2, 3 en 5) + H5.1
1 / 24
suivant
Slide 1:
Diapositive
Bedrijfseconomie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Cette leçon contient
24 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
30 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Herhaling P2
H4 (1, 2, 3 en 5) + H5.1
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Wat zit er niet in een ondernemingsplan?
A
Financieringsplan
B
Investeringsbegroting
C
Resultatenbegroting
D
Eindbalans
Slide 3 - Quiz
Wat is een balans?
A
De balans geeft de bezittingen, schulden en eigen vermogen op een bepaald moment weer
B
De balans geeft de bezittingen, schulden en eigen vermogen over een bepaalde periode weer
C
Een balans is een overzicht van kosten en opbrengsten op een bepaald moment
D
Een balans is een overzicht van kosten en opbrengsten over een bepaalde periode
Slide 4 - Quiz
Debet (activa) zijn:
A
Schulden
B
Bank
C
Kas
D
Bezittingen
Slide 5 - Quiz
Een bedrijf heeft een computer gekocht voor
€ 1.200 die 6 jaar meegaat. De restwaarde is € 0. Wat is de jaarlijkse afschrijving?
A
Dat kun je zo niet berekenen
B
€ 1.200
C
€ 200
D
€ 300
Slide 6 - Quiz
Sleep de balansposten naar de juiste plek
Vaste activa
Vlottende activa
Bedrijfs-auto
Voorraad
Gebouw
Debiteuren
Inventaris
Machine
Slide 7 - Question de remorquage
Wat is de balansmutatie?
Betaald: leveranciers € 2.300 per kas
A
Kas -2.300 Crediteuren - 2.300
B
Kas - 2.300 Crediteuren + 2.300
C
Kas + 2.300 Crediteuren + 2.300
D
Kas + 2.300 Crediteuren - 2.300
Slide 8 - Quiz
Wat is de balansmutatie?
€ 500 aan rente betaald via bank
A
Bank - 500 Rentekosten + 500
B
Bank - 500 Eigen vermogen - 500
C
Bank - 500 Banklening -500
D
Bank - 500
Slide 9 - Quiz
Welke posten veranderen er op de resultatenrekening bij een verkoop?
A
Winst
B
Omzet
C
Inkoopwaarde van de omzet
D
Bank
Slide 10 - Quiz
Kosten en opbrengsten komen op de....?
A
Balans
B
Resultatenrekening
Slide 11 - Quiz
Waarom staan de kosten op de debetzijde en de opbrengsten op de creditzijde van de resultatenrekening?
Slide 12 - Question ouverte
Wat gebeurt er met de winst of verlies op de resultatenrekening?
A
Er gebeurt niks mee
B
De winst of verlies gaat naar het eigen vermogen
C
De winst of verlies gaat naar de bank
D
Huh?
Slide 13 - Quiz
Quick bv behaalt een winst van € 50.000. Het totale vermogen is € 250.000. Hoeveel eurocent winst wordt er behaald per ingezette euro?
A
50 cent
B
15 cent
C
100 cent
D
20 cent
Slide 14 - Quiz
Welke omschrijving is juist en welke is onjuist?
Sleep naar het juiste onderdeel
Juist
Onjuist
Nettowinst + bedrijfskosten = brutowinst
Omzet – inkoopwaarde = brutowinst
Brutowinst = nettowinst + bedrijfskosten
Omzet – nettowinst = bedrijfskosten
Slide 15 - Question de remorquage
9%
21%
Sleep naar het juiste btw-tarief
0%
Veevoer
Boeken
Laptop
Medicijnen
Water
Fiets
Kleding
Export
Slide 16 - Question de remorquage
Vaste kosten zijn:
A
Kosten die afhangen van de omvang van de productie of de afzet.
B
Kosten die niet afhangen van de omvang van de productie of de afzet.
C
Kosten die afhangen van de omvang van de omzet.
Slide 17 - Quiz
Variabele kosten zijn:
A
kosten die niet veranderen met de drukte in het bedrijf
B
kosten die wel veranderen met de drukte in het bedrijf
Slide 18 - Quiz
Geef aan of het gaat om vaste
of een variabele kosten.
Vaste kosten
Variabele kosten
Verzendkosten
Reclame
Huur
Verzekering
Ingredienten
Slide 19 - Question de remorquage
Als een evenementenorganisatie break-even draait, dan:
A
zijn alle kosten terugverdiend en heeft ze ook nog winst gemaakt
B
heeft ze verlies geleden
C
zijn alle kosten gedekt
Slide 20 - Quiz
Het bedrag zonder btw is € 25,00.
De btw is 21%. Hoeveel is het bedrag inclusief btw?
Slide 21 - Question ouverte
Bereken de prijs exclusief btw.
prijs inclusief btw € 29,95 (btw 21%)
Hoeveel is de btw?
Slide 22 - Question ouverte
Welke berekening om het break-evenpunt te berekenen zijn juist en welke zijn onjuist?
Juist
Onjuist
Totale opbrengst = Totale variabele kosten + Totale vaste kosten
Vaste kosten : (verkoopprijs - variabele kosten per stuk)
Slide 23 - Question de remorquage
Wat vond je van Bedrijfseconomie deze periode?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 24 - Sondage
Plus de leçons comme celle-ci
Toetsweek 2 + par 5.1
Janvier 2022
- Leçon avec
17 diapositives
Bedrijfseconomie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Toetsweek 2 Havo 3 2122
Janvier 2022
- Leçon avec
18 diapositives
Bedrijfseconomie
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
6.3 Hoe maak je winst?
Décembre 2018
- Leçon avec
28 diapositives
par
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Eieren voor je geld
Winst of verlies?
Janvier 2019
- Leçon avec
22 diapositives
par
Economics
Economie
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3,4
economie voor vmbo
6.3 Winst of verlies?
Novembre 2018
- Leçon avec
26 diapositives
par
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3
Eieren voor je geld
Omzet & winst
Janvier 2019
- Leçon avec
18 diapositives
par
Economics
Economie
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3,4
Economie voor vmbo
3 en 4 - RTTI
Décembre 2023
- Leçon avec
30 diapositives
Economie
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
3V Par 5.1 en 5.5
Septembre 2024
- Leçon avec
24 diapositives
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3