Chapter 18, part2

• Engels
• MBO
• Studiejaar 2

Welcome

Goals

• Kun je adjectives en adverbs herkennen aan hun vorm en het verschil uitleggen
  
• Kun je adjectives en adverbs correct toepassen

TODAY'S CLASS

• Welcome!
• Attendance
• Recap  
• Check homework
•  Adjectives & Adverbs vervolg (trappen van vergelijking)
  
• Homework
  

Recap

Een Bijvoegelijk Naamwoord zegt iets over ...?

Een Bijwoord zegt iets over.....(3x)?

An adjective means in Dutch:

1. Bijwoord
2. Bijvoegelijk naamwoord
3. Lidwoord
4. Zelfstandig naamwoord

An adverb means in Dutch:

1. Zelfstandig naamwoord
2. Bijvoegelijk naamwoord
3. Bijwoord
4. Werkwoord

She is a ........................ (beautiful) dancer.

1. beautifully
2. beautiful

They sounded .......................... (happy)

1. happily
2. happy

The soup tastes ............ (delicious)

1. delicious
2. deliciously

I like reading ....................... (romantic) novels.

1. romantically
2. romantic

He gets angry very ........................ (easy)

1. easy
2. easily
3. easly

They worked ................... (hard) in the garden.

1. hard
2. hardly

Maak hier een adverb van:
- responsible -

Maak hier een adverb van:
- lazy -

Maak hier een adverb van:
- romantic -

Maak hier een adverb van:
pleasant - bad - good - near

Adjectives = bijv nw

Een bijvoeglijk naamwoord gebruik je om iets of iemand 

te omschrijven. Een bijvoeglijk naamwoord wordt vaak gevolgd door een zelfstandig naamwoord.

That is an amazing girl.

We all love that funny movie.

I think he is a terrible teacher.

Adverb = bijwoord

Een bijwoord gebruik je om aan te geven HOE iemand iets doet. Een bijwoord omschrijft vaak een werkwoord, maar ook een ander bijwoord, of een bijvoeglijk naamwoord.

•         Mary sings wonderfully.
•         My grandparents talk incredibly loudly.
•          I am eating an amazingly delicious steak right now.

Adverbs vs Adjectives

Een bijvoegelijk naamwoord gebruik je ook na vormen van de werkwoorden:

• be (am, are, is)
  
• sound
  
• taste
  
• smell
  
• look
  
• feel
  

 Vb.          He looks beautiful. ("beautiful" zegt iets over "looks".)

Dus bij deze werkwoorden gebruik je altijd een bijvoegelijk naamwoord!!!

Uitzonderingen

Sommige bijvoeglijke naamwoorden hebben geen aparte vorm voor het bijwoord of veranderen van vorm!!

• Good - Well
• fast - fast
• hard - hard
• long - long

Adverbs

Vorm

1. Je zet +ly achter het bijvoeglijk naamwoord (het woord tussen haakjes)
bv. wonderful - wonderfully

2. Eindigt het bv nmw op -y, dan wordt het -ily
bv. easy - easily

3. Eindigt het bv nmw. op -le, dan wordt het -ly

bv. terrible - terribly

4. Eindigt het bv nmw. op -ic, dan wordt het -cally
bv. fantastic - fantastically

Check homework

Adjectives vs Adverbs vervolg

Vul aan:
Big-........-.........
voorbeeld (Small-smaller-smallest)

Vul aan:
Bad-.......-..........

Vergrotende + overtreffende trap

klein - kleiner - kleinst(e)

small - smaller - smallest

groot - groter - grootst(e)

big - bigger - biggest

aardig - aardiger - aardigst(e)

nice - nicer - nicest

Comparative +

Superlative

Let op woorden die eindigen op een Y!

(medeklinker + y dan 'i' ipv 'y'

Let op!

goed - beter - best

good - better - best

slecht - slechter - slechtst(e)

bad - worse - worst

ver - verder - verst(e)

far - further - furthest

I now understand the difference between Adverbs and Adjectives

Yes!

No, I need a little more practice.

Now, I am able to use adverbs and adjectives in a correct way.

Yes!

No, I need a little more practice.

Now, I am able to use the degrees of comparison in a correct way.

Yes!

No, I need a little more practice.

Homework next time:

Do exercise C (BLE Chapter 18, p 101) and hand in via  teams/opdrachten.

Opdr. C Geef de vergrotende trap van de volgende woorden:
1. good
2. easy

Opdr. C Geef de vergrotende trap van de volgende woorden:
3. corrupt
4. strong

Opdr. C Geef de vergrotende trap van de volgende woorden:
5. difficult
6. cheap

Opdr. C Geef de vergrotende trap van de volgende woorden:
7. probable
8. bad

Opdr. C Geef de vergrotende trap van de volgende woorden:
9. early
10. big