3.4 verslag H1

3.4 schrijven en formuleren
Leerdoelen
In deze paragraaf leer je:

hoe je een verslag schrijft;
hoe je een verslag opbouwt;
hoe je een goede inleiding schrijft;
hoe je een goede titel bedenkt;
hoe je met synoniemen je woordkeus afwisselt

1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

3.4 schrijven en formuleren
Leerdoelen
In deze paragraaf leer je:

hoe je een verslag schrijft;
hoe je een verslag opbouwt;
hoe je een goede inleiding schrijft;
hoe je een goede titel bedenkt;
hoe je met synoniemen je woordkeus afwisselt

Slide 1 - Diapositive

waarover ging het laatste verslag dat jij hebt geschreven?

Slide 2 - Carte mentale

Heb je in dat verslag vooral feiten genoemd of je mening gegeven?
A
feiten
B
meningen

Slide 3 - Quiz

Leertekst: Een verslag schrijven

Met een verslag wil je de lezer vooral informeren. Je schrijft bijvoorbeeld over iets wat je hebt meegemaakt of onderzocht.

Vier tips voor het schrijven van een verslag
• Verwerk vooral feiten;
• Zet die feiten in de volgorde zoals ze zijn gebeurd, dus op tijdsvolgorde oftewel chronologisch;
• Gebruik signaalwoorden zoals: toen, daarna, vervolgens, uiteindelijk om die tijdsvolgorde duidelijk te maken;
• Schrijf niet alles op wat je hebt meegemaakt, maar alleen de belangrijke en interessante dingen. Dan blijft je verslag aantrekkelijk voor je publiek.

Slide 4 - Diapositive

Wat is er handig aan de chronologische volgorde?

Slide 5 - Question ouverte

Waarom geef je in een verslag vooral feiten?

Slide 6 - Question ouverte

Leertekst: Opbouw van een verslag

Als je een verslag schrijft, zorg je voor een goede opbouw.
• In de inleiding noem je het onderwerp en trek je de aandacht van de lezer;
• In de kern van de tekst geef je vooral informatie;
• In het slot rond je de tekst af met een samenvatting, of je geeft je mening over wat je hebt meegemaakt.

Je geeft de drie delen van de tekst aan door witregels te gebruiken. De inleiding en het slot bestaan meestal uit één alinea. De kern zal vaak uit meer alinea’s bestaan.

Slide 7 - Diapositive

Leertekst: Een goede inleiding


In een inleiding trek je de aandacht van de lezer. Daarnaast maak je duidelijk waar de tekst over gaat.
Je trekt de aandacht van de lezer met een binnenkomer. Dat kan op verschillende manieren:

• Stel een vraag die je in de tekst gaat beantwoorden.
Ik ben superonhandig, dus zou het mij lukken om zomaar over een dikke boomstam te bunnyhoppen met mijn fiets?

• Vertel een anekdote: een kort, persoonlijk verhaaltje dat met het onderwerp te maken heeft.
Ik ging leren bunnyhoppen, maar ik ben superonhandig op de fiets. Laatst viel ik nog van mijn fiets toen ik over een stoeprand reed.

• Geef voorbeelden.
Ik ging leren bunnyhoppen. Dan zou ik spectaculair over bijvoorbeeld boomstammen en stoepranden kunnen springen met mijn fiets.

Slide 8 - Diapositive

Leertekst: Titel van een verslag

Met de titel probeer je het onderwerp te noemen en de aandacht van de lezer te trekken. Bij een verslag kun je kiezen uit twee mogelijkheden.
• Noem het onderwerp van je verslag:
Een Meet & Greet met Vloggers
• Geef belangrijke informatie over het onderwerp:
Vloggers zijn vooral aardig
Achter een titel zet je nooit een punt, maar een vraagteken of uitroepteken mag wel.

Slide 9 - Diapositive

Waarom is de titel van een verslag belangrijk?

Slide 10 - Question ouverte

Bekijk de volgende titels. Aan welke titel kun je helemaal niet zien waar de tekst over gaat?
A
meet&greet met Daniel
B
eng
C
het fantastische kaaswinkeltje

Slide 11 - Quiz

Leertekst: synoniemen gebruiken
Een tekst wordt saai als er te vaak dezelfde woorden in staan. Zorg daarom voor genoeg afwisseling in je woordkeus.

Waardoor kun je een te vaak herhaald woord vervangen?

Een synoniem is een ander woord met ongeveer dezelfde betekenis.

Ik kan moeilijk van snoep afblijven. Het is lastig omdat snoep zo lekker is. Bovendien is het vaak problematisch om gezonde dingen te vinden. Snoep kopen is juist helemaal niet ingewikkeld: dat is echt overal te koop.


Slide 12 - Diapositive

Waarom is het goed om synoniemen in je tekst te gebruiken?

Slide 13 - Question ouverte

Ik kan moeilijk van snoep afblijven. Het is lastig omdat snoep zo lekker is. Bovendien is het vaak problematisch om gezonde dingen te vinden. Snoep kopen is juist helemaal niet ingewikkeld: dat is echt overal te koop.

Voor welk woord uit het voorbeeld zijn synoniemen gebruikt?
A
snoep
B
moeilijk
C
vinden

Slide 14 - Quiz

Noem twee synoniemen voor het woord 'snoep'

Slide 15 - Question ouverte

opdracht
3 a,b,c,d
5 a,b, c
8,a,b,c

Slide 16 - Diapositive

Een verslag schrijven voor groep 7/8

Ieder jaar wordt er een blad gemaakt voor groepen 7 en 8 van de basisscholen uit jouw regio. In dat blad staat informatie over alle middelbare scholen in die regio. Jouw school wil een paar verslagen van leerlingen opnemen in het blad. De verslagen moeten gaan over gebeurtenissen op school waar jij bij was.
Schrijf zo’n verslag, bijvoorbeeld over een sportwedstrijd op school, een schoolfeest of -kamp. Of schrijf een verslag over een leuk proefje dat je hebt gedaan, of een bijzondere gymles.

Slide 17 - Diapositive

Stappenplan
Gebruik de 5W1H-vragen om te bepalen wat je allemaal in je verslag kunt zetten.
Zet de gebeurtenissen die je in de kern wilt vertellen, in steekwoorden in de juiste volgorde.
Schrijf de eerste versie van je verslag.
Let erop dat je rekening houdt met je publiek en dat je zorgt voor afwisseling in je woordgebruik door hier en daar een synoniem te gebruiken.

• Schrijf de inleiding: begin met de binnenkomer en introduceer het onderwerp..
• Rond de tekst af met een duidelijk slot en zet een geschikte titel boven je verslag.

kijk je eigen verslag na met het beoordelingsformulier van opdracht 17

Slide 18 - Diapositive