3.1

Bronnen van inkomen
Er zijn verschillende bronnen van inkomen
Inkomen uit arbeid - loon, vakantietoeslag, loon in natura en prestatietoeslag

Inkomen uit bezit - huur, pacht, winst, rente


1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Bronnen van inkomen
Er zijn verschillende bronnen van inkomen
Inkomen uit arbeid - loon, vakantietoeslag, loon in natura en prestatietoeslag

Inkomen uit bezit - huur, pacht, winst, rente


Slide 1 - Diapositive

Voorbeeld loonschaal. (loonschalen zijn genummerd van 1 tot met 13. Op de verticale as staan de periodieken genummerd van 1 tot met 15)
Welk loon hoort bij loonschaal 5 peridodiek 3 ?
Kijk je bij de bovenste rij nummer 5. 
Daarna ga je naar periodiek 3. 
Lees je in de tabel € 2.246,--

Slide 2 - Diapositive

Verschil in loon door?
Opleiding
Ervaring
Bijzondere kwaliteiten
Verschil in functie

Slide 3 - Diapositive

3.2
Aanvullende inkomsten

Slide 4 - Diapositive

Ouders met kinderen tot 18 jaar
Afhankelijk van leeftijd kinderen

Soorten inkomens
Inkomen uit arbeid
Inkomen uit bezit
Overdrachtsinkomen

Slide 5 - Diapositive

Huurtoeslag
  • Huurders van woningen
  • Afhankelijk van de huur
  • Afhankelijk van inkomen van de huurder

Slide 6 - Diapositive

Kinderbijslag
Ouders met kinderen tot 18 jaar
Afhankelijk van leeftijd kinderen

Slide 7 - Diapositive

3.3 Budgetteren
Wat is dat?
Het op elkaar afstemmen van de inkomsten en uitgaven


Budget?
Een bedrag waarvan je een bepaald soort uitgaven moet doen.

Slide 8 - Diapositive

Budgetteren
Uitgaven afstemmen op de inkomsten.


Slide 9 - Diapositive

Er zijn 4 budgetten:
1. Vaste lasten ( elke maand weer voor)
2. Huishoudelijke uitgaven ( huishoudgeld)
3. Incidentele uitgaven (verjaardagscadeua)
4 persoonlijke uitgaven (persoonlijk)

Slide 10 - Diapositive

Prioriteiten
Bij het vaststellen van de budgetten moet je prioriteiten stellen

Bepalen wat je het belangrijkste vindt, noem je prioriteiten stellen.

Slide 11 - Diapositive

3.4 Reserveren

Slide 12 - Diapositive

Reserveren doe je voor
Duurzame consumptiegoederen want,


• een hoge aanschafprijs;
• een lange gebruiksduur.

Slide 13 - Diapositive

Reserveren
bedrag dat je nodig hebt : aantal maanden = reservering per maand
Voorbeeld:
Sophie wil over twee jaar een scooter van € 1.800 kopen.
Hoeveel moet ze per maand reserveren?
€ 1.800 : 24 = € 75 per maand reserveren.

Slide 14 - Diapositive

Reserveren
  • Reserveren = geld aan de kant leggen voor  toekomstige uitgaven
  • Formule => Benodigd bedrag: aantal jaren = reserveren per jaar
  • Voorbeeld: Ik wil een nieuwe tv over drie jaar. Deze kost € 699. Hoeveel geld moet ik per maand reserveren?
  1. € 699 : 3 =  € 233 reserveren per jaar
  2. € 233 : 12 = € 19,42 reserveren per maand

Slide 15 - Diapositive

Formule Reserveren
gebruiksduur(vervangingswaarderestwaarde)

Slide 16 - Diapositive

Voorbeeld
Televisie aankoopprijs € 1.250
Je denkt dat je de televisie moet vervangen over 5 jaar.
De aanschaf van een nieuwe tv is € 1.650
Je schat in dat de oude televisie oplevert € 150 (restwaarde)
Hoeveel moet je dan per maand sparen?

Slide 17 - Diapositive

Formule invullen
€ 1.650 - € 150 : 60 maanden = € 25

Slide 18 - Diapositive

Reserveren

Slide 19 - Diapositive

3.5 geld te kort

Slide 20 - Diapositive

Oplossen financieringsprobleem
aankoop af te zien
uitstel aankoop geld reserveren
spaargeld opnemen
geld te lenen

Slide 21 - Diapositive

Lenen

Slide 22 - Diapositive

verantwoord wanneer?
blijvend overschot is
voldoende bezuinigd kan worden

Niet verantwoord om blijvende tekorten op te vangen

Slide 23 - Diapositive

Delano heeft een financieringsprobleem. Hij wil een deskundig advies om dit probleem te kunnen oplossen. Er zijn verschillende instellingen die advies geven over dit soort geldzaken.

Bij welke instelling is hij voor zo’n advies aan het verkeerde adres? Kies uit onderstaande mogelijkheden:

A
de Belastingdienst
B
de Consumentenbond
C
de Rabobank
D
het Nibud

Slide 24 - Quiz