Staal herhaling blok 3
1 / 18
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Noem een 'militairwoord'.
Slide 2 - Carte mentale
In welke tijd staat de zin?
Het gebeurt.
Het gebeurt.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Voltooide tijd
Slide 3 - Quiz
In welke tijd staat de zin?
Zij is gestrand.
Zij is gestrand.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Voltooide tijd
Slide 4 - Quiz
In welke tijd staat de zin?
Lotte besteedt.
Lotte besteedt.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Voltooide tijd
Slide 5 - Quiz
In welke tijd staat de zin?
De mannen verbonden.
De mannen verbonden.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Voltooide tijd
Slide 6 - Quiz
Woord 1
Slide 7 - Question ouverte
Woord 2
Slide 8 - Question ouverte
Woord 3
Slide 9 - Question ouverte
Zin 1
Slide 10 - Question ouverte
Zin 2
Slide 11 - Question ouverte
Eén hyena, twee....
Slide 12 - Question ouverte
Eén filiaal, twee....
Slide 13 - Question ouverte
De manege, twee....
Slide 14 - Question ouverte
Noem de persoonsvorm.
De juf leest de antwoorden voor.
De juf leest de antwoorden voor.
Slide 15 - Question ouverte
Noem de persoonsvorm.
Stan gaf zijn boekbespreking.
Stan gaf zijn boekbespreking.
Slide 16 - Question ouverte
Noem de persoonsvorm.
Madelijn heeft een nieuwe puppy.
Madelijn heeft een nieuwe puppy.
