WI - 1THV - Week 3/Week 4 - Vergelijkingen: Vergelijkingen oplossen mbv grafieken en rekenschema's

Vergelijkingen oplossen
WI - 1THV - Week 3  
Vergelijkingen:
Vergelijkingen oplossen mbv grafieken en terugrekenschema
1 / 53
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 53 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Vergelijkingen oplossen
WI - 1THV - Week 3  
Vergelijkingen:
Vergelijkingen oplossen mbv grafieken en terugrekenschema

Slide 1 - Diapositive

Planning
  • Vooraf:
    Korte quiz: rekenschema, grafieken, tabel
  • Behandelen, uitleg en korte vragen bij Leerdoel 1
  • Behandelen, uitleg en korte vragen bij Leerdoel 2
  • Tussendoor vinden quizjes plaats om wat je hebt geleerd testen en te oefenen.

Slide 2 - Diapositive

Leerdoel Deel 1
Ik kan m.b.v. grafieken een vergelijking oplossen.

Subdoel: Ik kan een formule opstellen uit een verhaal.
Subdoel: Ik kan m.b.v. een verhaal, tabel of formule een correcte grafiek tekenen.

Slide 3 - Diapositive

Leerdoel Deel 2
Ik kan vergelijkingen oplossen door terugrekenschema's te gebruiken.

Subdoel: Ik kan rekenschema's opstellen
Subdoel: Ik kan de rekenregels de andere kant op gebruiken om terugrekenschema’s op te stellen.

Slide 4 - Diapositive

Voorkennis activeren
Ben je klaar voor de quizvragen?

Slide 5 - Diapositive

Welke uitspraken zijn juist?
1. Stapgroottes op een as moeten altijd gelijk zijn
2. De horizontale en verticale as kruisen elkaar bij (0,1)
A
1 en 2 zijn beiden juist
B
1 is onjuist en 2 is juist
C
1 is juist en 2 is onjuist
D
1 en 2 zijn beiden onjuist

Slide 6 - Quiz

Welke uitspraken zijn juist?
1. keer en gedeeld door gaan voor haakjes.
2. haakjes gaan voor plus en min.
A
1 en 2 zijn beiden juist
B
1 is onjuist en 2 is juist
C
1 is juist en 2 is onjuist
D
1 en 2 zijn beiden onjuist

Slide 7 - Quiz

We kijken naar onderstaande formules.
Vul in beide voor aantal het getal 4 in.
1.)Bedrag=3+4×aantal
2.)Bedrag=2×(aantal+3)
A
1.) 28 2.) 14
B
1.) 19 2.) 8
C
1.) 28 2.) 8
D
1.) 19 2.) 14

Slide 8 - Quiz

afstand=2,5+uren×3
Zie de formule hierboven. 

Sleep de onderdelen hieronder naar de juiste plek in de grafiek.
afstand
uren

Slide 9 - Question de remorquage

We kijken naar onderstaande formule.
Stel je wilt hier een tabel bij maken.
Op welke plek in je tabel noteer je de variabelen?
Bedrag=3+4×aantal
A
'Bedrag' bovenaan je tabel 'aantal' onderaan je tabel
B
'Bedrag' onderaan je tabel 'aantal' bovenaan je tabel

Slide 10 - Quiz

We kijken naar onderstaande formule.
Wat is het rekenschema dat hierbij hoort?
Bedrag=3+4×aantal
A
B
C
D

Slide 11 - Quiz

Deel 1
Leerdoel 1:
Vergelijking oplossen m.b.v. een grafiek

Slide 12 - Diapositive

Toelichting begrippen en termen
Formule: Een berekening waarmee je m.b.v. één variabele de andere variabele uitrekent.
Vergelijking: Een formule waarvan je het antwoord weet. 
Stel Bedrag = 27 dan:

Vergelijking opstellen: Van een formule een vergelijking maken.
Bijv. 'Stel de vergelijking op bij de formule als Bedrag is 43.'
                                                                      wordt dan 

Bedrag=3+4×aantal
27=3+4×aantal
Bedrag=3+4×aantal

Slide 13 - Diapositive

Toelichting begrippen en termen
Formule: Een berekening waarmee je m.b.v. één variabele de andere variabele uitrekent.
Vergelijking: Een formule waarvan je het antwoord weet. 
Stel Bedrag = 27 dan:

Vergelijking opstellen: Van een formule een vergelijking maken.
Bijv. 'Stel de vergelijking op bij de formule als Bedrag is 43.'
                                                                      wordt dan 

Bedrag=3+4×aantal
27=3+4×aantal
Bedrag=3+4×aantal
43=3+4×aantal

Slide 14 - Diapositive

Toelichting begrippen en termen
Vergelijking oplossen
Je zoekt naar een getal in zodat de vergelijking klopt met het antwoord.
Bijv. Los de vergelijking op als Bedrag is 23. Je krijgt dat de volgende stappen:
                                                                                       Formule opschrijven 
                                                                                       Bedrag = 23 invullen
                                                                                       aantal = 5 

Bedrag=3+4×aantal
Want5invullenvooraantalgeeft23alsantwoord.
23=3+4×aantal
23=3+4×5

Slide 15 - Diapositive

Oplossen van een vergelijking m.b.v een grafiek
Je zoekt naar een getal in de grafiek  zodat de vergelijking klopt met het antwoord.



Slide 16 - Diapositive

Oplossen van een vergelijking m.b.v een grafiek
Stel: 
Los op als de rode lijn gelijk is aan 112,5

De vergelijking die we willen oplossen is dus:

112,5 = 21,43 x aantal uur + 25

Slide 17 - Diapositive

Oplossen van een vergelijking m.b.v een grafiek
Vergelijking oplossen m.b.v. een grafiek
Stap 1:
Zoek de 112,5 op de verticale as (bij kosten). 

Slide 18 - Diapositive

Oplossen van een vergelijking m.b.v een grafiek
Vergelijking oplossen m.b.v. een grafiek
Stap 2:
Trek een pijl naar rechts tot je de rode lijn tegen komt. 

Slide 19 - Diapositive

Oplossen van een vergelijking m.b.v een grafiek
Vergelijking oplossen m.b.v. een grafiek
Stap 3:
Trek een lijn naar beneden vanaf waar de 1e pijl de rode lijn snijdt.

Oplossing is dus 4 uur.

Slide 20 - Diapositive

Even kijken of ik het snap...
Ben je klaar voor de quizvragen?

Slide 21 - Diapositive

Welke is een formule en welke is een vergelijking?

1.
2.
aantal=prijs×4+3
29=5+prijs×4
A
1 is een vergelijking 2 is een vergelijking
B
1 is een formule 2 is een formule
C
1 is een formule 2 is een vergelijking
D
1 is een vergelijking 2 is een formule

Slide 22 - Quiz

Een vergelijking oplossen wil zeggen dat je ....
A
...het antwoord invult.
B
...op zoek gaat naar het getal dat de vergelijking kloppend maakt.

Slide 23 - Quiz

We gebruiken weer
Stel aantal is 29.
Dan wordt de vergelijking....
aantal=prijs×4+5
A
aantal=prijs×4+5
B
29=prijs×4+5
C
aantal=29×4+5

Slide 24 - Quiz

Los op voor de blauwe lijn:
Wat is aantal uur als kosten is 125?
A
Aantal = 7
B
Aantal = 4,5
C
Aantal = 5
D
Aantal = 6

Slide 25 - Quiz

DEEL 2
Leerdoel 2:
Vergelijkingen oplossen met een rekenschema en terugrekenschema

Slide 26 - Diapositive

Toelichting begrippen en termen
Vergelijking oplossen
Je zoekt naar een getal  zodat de vergelijking klopt met het antwoord.
Bijv. Los de vergelijking op als Bedrag is 23. Je krijgt dat de volgende stappen:
                                                                                       Formule opschrijven 
                                                                                       Bedrag = 23 invullen, vgl opstellen
                                                                                       aantal = 5 

Bedrag=3+4×aantal
Want5invullenvooraantalgeeft23alsantwoord.
23=3+4×aantal
23=3+4×5

Slide 27 - Diapositive

Toelichting begrippen en termen
Vergelijking oplossen mbv van een omgekeerde pijlenketting: 
Hiervoor hebben we gezien dat de oplossing 5 is.
Maar hoe laat je nu deze berekening zien ZONDER eindeloos maar iets in te vullen? We gaan dit doen in 4 stappen. Deze stappen moet je ook laten zien!!

Stap 1: Rekenschema opstellen bij de formule
Stap 2: Omgekeerde rekenschema opstellen 
Stap 3: Omgekeerde rekenschema toepassen
Stap 4: Controleren in de OORSPRONKELIJKE rekenschema

Slide 28 - Diapositive

Omgekeerde rekenschema
- formule en eindantwoord in het verhaal
of vergelijking met het eindantwoord al ingevuld.
- pijlen naar links ipv naar rechts
- spiegel de bewerkingen 
- alles blijft op z'n plek, alleen pijlen veranderen van richting en bewerkingen worden gespiegeld

Slide 29 - Diapositive

Toelichting begrippen en termen
Vergelijking oplossen mbv van een omgekeerde rekenschema: 


Stap 1: Rekenschema opstellen bij de formule

                                                                                      


Bedrag=3+4×aantal
23=3+4×aantal

Slide 30 - Diapositive

Toelichting begrippen en termen
Vergelijking oplossen mbv van een omgekeerde rekenschema: 


Stap 2: Omgekeerde rekenschema opstellen 

                                                                                      


Bedrag=3+4×aantal
23=3+4×aantal

Slide 31 - Diapositive

Toelichting begrippen en termen
Vergelijking oplossen mbv van een omgekeerde rekenschema: 


Stap 3: Omgekeerde rekenschema toepassen





                                                                                      


Bedrag=3+4×aantal
23=3+4×aantal
Terugrekenschemaopstellen
Terugrekenschematoepassen

Slide 32 - Diapositive

Toelichting begrippen en termen
Vergelijking oplossen mbv van een omgekeerde rekenschema: 


Stap 4: Controleren in de OORSPRONKELIJKE rekenschema
                                                                                      


                                                                                                                                  KLOPT!!
Bedrag=3+4×aantal
23=3+4×aantal

Slide 33 - Diapositive

Even kijken of ik het snap...
Ben je klaar voor de quizvragen?

Slide 34 - Diapositive

Maak het rekenschema en omgekeerde rekenschema bij (nog niet oplossen!!)
29=5+aantal×4

Slide 35 - Question ouverte

29=5+aantal×4

Slide 36 - Diapositive

Los op m.b.v. een rekenschema en omgekeerde rekenschema en controleer je antwoord.
45=13+aantalt×8

Slide 37 - Question ouverte

rekenschema bij de vergelijking
rekenschemal met antwoord ingevuld
terugrekenschema toegepast
controle in originele rekenschema
45=13+aantal×8

Slide 38 - Diapositive

Nog even terugblikken op deel 1
Klaar voor de quizvragen?

Slide 39 - Diapositive


De formule van grafiek 1 is: 
kosten = aantal uur x 25
Geef de vergelijking als kosten gelijk is aan 125.
A
kosten=125×25
B
125=aantal×25

Slide 40 - Quiz


We kijken naar grafiek 2.
Los op als kosten is 150
A
Aantal is 6
B
Aantal is 4
C
Aantal is 5
D
Aantal is 8

Slide 41 - Quiz


Bij welk aantal uur zijn de kosten van grafiek 1 en 2 gelijk aan elkaar?
A
Aantal is 6
B
Aantal is 5
C
Aantal is 4
D
Aantal is 3

Slide 42 - Quiz

We gebruiken weer
Stel de vraag is: "Los op als aantal is 30"
Dan wordt de vergelijking....
aantal=prijs×4+5
A
aantal=prijs×4+5
B
bedrag=30×4+5
C
30=30×4+5
D
30=prijs×4+5

Slide 43 - Quiz

We kijken naar onderstaande formule.
Wat is het rekenschema dat hierbij hoort?
Bedrag=20+2,5×aantal
A
B
C
D

Slide 44 - Quiz

Feedback
Feedbackvragen op de leerdoelen en de les.

Slide 45 - Diapositive

Ik kan een
vergelijkingen opstellen
uit een verhaal (1 - 5) + reden

Slide 46 - Carte mentale

Ik kan vergelijkingen
oplossen m.b.v. een
grafiek (1 - 5) + reden

Slide 47 - Carte mentale

Ik kan een rekenschema
opstellen
grafiek (1 - 5) + reden

Slide 48 - Carte mentale

Ik kan met een rekenschema een vergelijking oplossen
grafiek (1 - 5) + reden

Slide 49 - Carte mentale

Ik geef deze les .... sterren.
(1 - 5) + reden

Slide 50 - Carte mentale

Leerdoel Deel 1
Ik kan m.b.v. grafieken een vergelijking oplossen.

Subdoel: Ik kan een formule opstellen uit een verhaal.
Subdoel: Ik kan m.b.v. een verhaal, tabel of formule een correcte grafiek tekenen.

Slide 51 - Diapositive

Leerdoel Deel 2
Ik kan vergelijkingen oplossen door terugrekenschema's te gebruiken.

Subdoel: Ik kan rekenschema's opstellen
Subdoel: Ik kan de rekenregels de andere kant op gebruiken om terugrekenschema’s op te stellen.

Slide 52 - Diapositive

Klaar!
Aan de slag met de opdrachten uit week 3 en week 4.
Wederom inleveren via showbie.

Slide 53 - Diapositive