Les 2 16-12: Personages & perspectief

Fictie: personages en perspectief
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Fictie: personages en perspectief

Slide 1 - Diapositive

Planning
  • Lezen
  • Boekbespreking
  • Fictie les 2
  • Aan de slag (huiswerk)

Slide 2 - Diapositive

Leg in je eigen woorden uit wat het verschil is tussen fictie en non-fictie.

Slide 3 - Question ouverte

Niet-realistisch
Realistisch

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Medespelers en figuranten
Bijfiguren kun je onderverdelen in medespelers en figuranten.

Medespelers
Medespelers spelen een rol in het verhaal, maar minder groot dan die van de hoofdpersoon.
Figuranten 
Figuranten komen enkel voorbij, worden enkel genoemd in het verhaal, maar spelen geen rol in het verhaal.
.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Perspectief en verteller

Perspectief betekent: Gezichtspunt.

Daarmee wordt bedoeld dat de lezer als het ware 'over de schouder' meekijkt met een van de personages.


Er zijn 3 soorten perspectief:

  1.  Ik-perspectief
  2.  Hij/zij-perspectief
  3. Alwetende verteller/wisselend perspectief

Slide 9 - Diapositive

Ik-perspectief

Bij dit perspectief lijkt het alsof de ik-figuur al schrijvend verslag doet van de dingen die hij direct meemaakt of ooit beleefd heeft. Vooral bij dagboeken zie je dit vaak terug.


bijvoorbeeld:


"Ik loop op straat en zie voor mij op de grond een vreemd voorwerp liggen. Het is groen en het geeft de suggestie van beweging. Hoewel het maar een klein hoopje drilpudding lijkt, boezemt het me direct angst in. Ik durf er niet naar te kijken, maar kan mijn ogen niet afwenden. Ik moet. Het wil dat ik het zie."

Slide 10 - Diapositive

Hij/zij-perspectief


Het verschil met het ik-perspectief is dat het verhaal in de hij/zij-vorm wordt beschreven.

Bijvoorbeeld:

"Hij staat daar, doodstil, aan de grond genageld. Het vreemde voorwerp dat voor hem op de grond ligt, lijkt hem volledig te hypnotiseren. Het gelei-achtige materiaal gloeit. Een vreemde straling lijkt doelgericht zijn weg te zoeken naar de ogen van starende jongen. Pieter beeft. Niet in staat zich te bewegen."

Slide 11 - Diapositive

Wisselend perspectief
  • Je ziet de gebeurtenissen door de ogen van verschillende personages
  • Je ziet dezelfde gebeurtenissen vanuit verschillende invalshoeken
  • Kan gebruik worden gemaakt van de ik-vertelsituatie (meerdere ik-figuren, meervoudige ik-vertelsituatie) of van de personale vertelsituatie (meerdere hij- of zij-figuren, meervoudige personale vertelsituatie)

Slide 12 - Diapositive

Wisselend perspectief
Hoofdstuk 1: Freke. Op de dag dat mijn zus verhuisde, trok ik in haar kamer.
Hoofdstuk 2: Milan. "Milan, wat hoor ik?!' Mijn moeder gilde beneden aan de trap. 'Geen ballen in huis!'
Hoofdstuk 3: Freke. Ik sprong van mijn bed af en sloot het raam. Ik kon nooit lang naar dat joch kijken. Geschift was hij - altijd op dat veldje!
Hoofdstuk 4: Het was zes uur, te vroeg om op te staan. Van het tafeltje naast mij bed pak ik de nieuwe Voetbalweek. Ik zocht het geschreven portret. Wat zou ik antwoorden als ze mij over een paar jaar vroegen voor de rubriek?    (Uit: Schaduwspits, Corien Botman).

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Wie is de hoofdpersoon in het verhaal 'Pas goed op de jas'?

Slide 18 - Question ouverte

Schrijf twee namen op van bijfiguren in het verhaal.

Slide 19 - Question ouverte

Schrijf drie zinnen op uit het verhaal waardoor je iets te weten komt over wat de hoofdpersoon voelt.

Slide 20 - Question ouverte

Welke twee verschillende gevoelens heeft de hoofdpersoon over de plek waar hij woont
na de verhuizing?

Slide 21 - Question ouverte

Wat is in het verhaal 'Pas goed op de jas' de opdracht van de hoofdpersoon?

Slide 22 - Question ouverte

Is er in een verhaal altijd maar één hoofdpersoon? Leg je antwoord uit.

Slide 23 - Question ouverte

Aan de slag
  • Ga verder met het huiswerk van gisteren of
  • Maak opdracht 1 t/m 3 van blz. 71 t/m 77 (huiswerk voor donderdag 12  januari)

Slide 24 - Diapositive