Herhaling lezen H1 t/m 5

Welkom bij Nederlands!
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij Nederlands!

Slide 1 - Diapositive

Programma
- Vragen over het huiswerk?
- Quiz H1 t/m 4 lezen

Slide 2 - Diapositive

Quiz
Lees de theorie uit het document 'P1 2 5M herhaling theorie begrijpend lezen' dat je vindt op Its'Learning bij leesvaardigheid
--> 10 minuten

Na het lezen van de theorie maken we een quiz, je kunt alvast inloggen op Lessonup.app met de code linksonder in beeld. 

Slide 3 - Diapositive

Hoe vind je snel het onderwerp van een tekst?
A
De hele tekst lezen
B
Oriënterend lezen
C
Globaal lezen
D
Zoekend lezen

Slide 4 - Quiz

Lees de eerste alinea.
Bekijk de tussenkopjes.
Lees de titel.
Bekijk de afbeeldingen.
Let op anders gedrukte woorden.
Geef antwoord op de vraag: waarover gaat deze tekst?

Slide 5 - Question de remorquage

Hoe ziet de indeling van een tekst er vaak uit?
A
Inleiding - middenstuk
B
Titel - inleiding - middenstuk
C
Inleiding - middenstuk - slot
D
Inleiding - deelonderwerpen

Slide 6 - Quiz

Wat is een deelonderwerp van een tekst?

Slide 7 - Question ouverte

Hoe verschillen het onderwerp van een tekst en de hoofdgedachte van een tekst met elkaar?

Slide 8 - Question ouverte

We gaan vandaag naar de Efteling en daarna thuis patat eten.
Ik houd erg van muziek, bijvoorbeeld K-pop. 
Mijn vader is nu vaak thuis, maar mijn moeder gaat nog naar haar werk. 
Niet alleen puppy's zijn lief, maar ook kittens!
Tegenstellend verband
Toelichtend verband
Opsommend verband
Chronologisch verband

Slide 9 - Question de remorquage

Oefenen tekstverbanden

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Welke signaalwoorden horen bij een opsommend verband?

Slide 12 - Question ouverte

Waar kun je tekstverbanden in een tekst terugvinden?
A
Tussen twee woorden
B
Tussen twee zinnen
C
Tussen meerdere alinea's
D
Tussen twee of meerdere woorden, zinnen en alinea's

Slide 13 - Quiz

Wat is er fout? 

Slide 14 - Diapositive

H4 THEORIE - aantekeningen maken
In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen.

Die samenhang heet het verband in de tekst. Door te letten op verbanden in een tekst, kun je de tekst beter begrijpen. Je kunt verbanden vaak herkennen aan signaalwoorden. 

Slide 15 - Diapositive

Hoe noemen we dit tekstverband? 

Slide 16 - Diapositive

Hoe noemen we dit tekstverband? 

Slide 17 - Diapositive

Welk  tekstverband staat er in deze tekst? 

Slide 18 - Diapositive

Welk  tekstverband staat er in deze tekst? 

Slide 19 - Diapositive

Welk  tekstverband staat er in deze tekst? 

Slide 20 - Diapositive

De belangrijkste zin uit de hele tekst noem je ook wel:
A
de hoofdgedachte
B
het onderwerp
C
de superkernzin
D
de deelonderwerpen

Slide 21 - Quiz

Sleep de signaalwoorden naar de bijpassende tekstverbanden. 
opsomming
voorbeeld
tegenstelling
conclusie
onder andere
bovendien
kortom

daarom 
zo
dus
toch
ten eerste
echter 

Slide 22 - Question de remorquage

Welk tekstverband zie je?
Die leerling doet niet goed mee, maar gelukkig snapt hij het al wel.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld/toelichting
D
chronologie/tijdsvolgorde

Slide 23 - Quiz

Welk tekstverband zie je?
Er komt nog veel nieuwe informatie, zoals drie nieuwe tekstverbanden.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld/toelichting
D
chronologie/tijdsvolgorde

Slide 24 - Quiz

Welk tekstverband zie je?
Het gaat zo over: tijdsvolgorde, oorzaak-gevolg en voorwaarde.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
toelichting/voorbeeld
D
tijdsvolgorde/chronologie

Slide 25 - Quiz

Welk tekstverband zie je in deze zinnen:
Bospop is een festival dat in Limburg wordt georganiseerd. Ook Solar en Pinkpop zijn grote festivals in Limburg.
A
Tijdsvolgorde
B
Voorbeeld
C
Opsomming
D
Tegenstelling

Slide 26 - Quiz

Aan welke signaalwoorden zie je dat dit een opsommend verband is?
Bospop is een festival dat in Limburg wordt georganiseerd. Ook Solar en Pinkpop zijn grote festivals in Limburg.

Slide 27 - Question ouverte

Welk tekstverband zie je?
Ik vind rockmuziek te gek, maar van techno moet ik niet zo veel hebben.
A
Tegenstelling
B
Voorbeeld
C
Tijdsvolgorde
D
Opsomming

Slide 28 - Quiz

Aan welk signaalwoord zie je dat het een tegenstellend verband is?
Ik vind rockmuziek te gek, maar van techno moet ik niet zo veel hebben.

Slide 29 - Question ouverte

Welk tekstverband zie je hier?
Veel festivals, zoals Lowlands, zijn populair.
A
Tijdsvolgorde
B
Opsomming
C
Voorbeeld
D
Tegenstelling

Slide 30 - Quiz

Aan welk signaalwoord zie je dat dit een toelichtend verband is?
Veel festivals, zoals Lowlands, zijn populair.

Slide 31 - Question ouverte

Welk tekstverband zie je hier?
In het festivalseizoen komt eerst Paaspop, daarna Pinkpop en ten slotte Lowlands.
A
Tijdsvolgorde
B
Opsomming
C
Tegenstelling
D
Voorbeeld

Slide 32 - Quiz

Aan welke signaalwoorden zie je dat het een tijdsvolgorde is?
In het festivalseizoen komt eerst Paaspop, daarna Pinkpop en ten slotte Lowlands.

Slide 33 - Question ouverte

Wat is belangrijk voor de toets?
  • Onderwerp van de tekst
  • Leesstrategieën
  • Indeling tekst (inleiding - kern - slot)
  • Betekenis (moeilijke) woorden geven
  • Hoofdgedachte van de tekst
  • Tekstverbanden en signaalwoorden (opsomming, chronologie, tegenstelling, toelichting)

Slide 34 - Diapositive

Tekstverband
Signaalwoord 
Een chronologisch verband beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde. 
Vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen, binnenkort, ook jaartallen en data.
In een opsommend verband worden dingen achter elkaar opgenoemd. 
Ten eerste, ten tweede, om te beginnen, bovendien, ook (nog), verder, ten slotte, en, niet alleen... (maar), liggende streepjes (-), getallen (1,2 etc) en dots 
In een tegenstellend verband worden tegenovergestelde zaken genoemd. 
Maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel, ofschoon, ondanks dat, aan de ene kant... aan de andere kant. 
In een toelichtend verband wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld. 
Bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou. 

Slide 35 - Diapositive

Welke tekstdoelen ken je?

Slide 36 - Question ouverte

Noem voorbeelden van tekstsoorten bij elk tekstdoel.

Slide 37 - Diapositive

Aan de slag!
Maak in je groepje de volgende opdracht van Its'Learning:
Leesvaardigheid --> 'P1 2 5M herhaling theorie begrijpend lezen'

De antwoorden 

Slide 38 - Diapositive