Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
zorg dat je klaar bent
aantekeningenschrift
pen
rekenmachine
binas
Slide 1 - Diapositive
Planning
Aanwijzing voor het tekenen van grafieken
Bespreken oefentoets 1
Slide 2 - Diapositive
Vraag 1. Je remt met de auto welke kracht is dan het grootst.
A
Nettokracht
B
Tegenwerkende kracht
C
Voortstuwende kracht
D
Resulterende kracht
Slide 3 - Quiz
Vraag 2
Een motorrijder staat te wachten voor een rood verkeerslicht, als het licht op groen springt rijdt hij weg. De motor beweegt gedurende 3 seconde eenparig versneld met een versnelling van 6 m/s2. Hoe snel beweegt de motor na die 3 seconde?
Slide 4 - Diapositive
Stap 1 schrijf de gegevens op
Een motorrijder staat te wachten voor een rood verkeerslicht, als het licht op groen springt rijdt hij weg. De motor beweegt gedurende 3 seconde eenparig versneld met een versnelling van 6 m/s2. Hoe snel beweegt de motor na die 3 seconde?
Vb = 0 m/s
t = 3 s
a = 6 m/s2
Slide 5 - Diapositive
Stap 2 zoek de formule erbij
Een motorrijder staat te wachten voor een rood verkeerslicht, als het licht op groen springt rijdt hij weg. De motor beweegt gedurende 3 seconde eenparig versneld met een versnelling van 6 m/s2. Hoe snel beweegt de motor na die 3 seconde?
je moet Ve berekenen:
Ve = Vb + a x t
Slide 6 - Diapositive
Stap 3 heb je alle gegevens?
Vb = 0 m/s
t = 3 sec
a = 6 m/s2
Ve = vb + a x t
Slide 7 - Diapositive
Een motorrijder staat te wachten voor een rood verkeerslicht, als het licht op groen springt rijdt hij weg. De motor beweegt gedurende 3 seconde eenparig versneld met een versnelling van 6 m/s2. Hoe snel beweegt de motor na die 3 seconde?
A
0,50 m/s
B
2 m/s
C
18 m/s
D
8,5 m/s
Slide 8 - Quiz
Vraag 3
Een schaatser rijdt na 3 seconden na de start met een snelheid van 10 m/s, de beweging is eenparig versneld, wat is zijn gemiddelde snelheid?
Slide 9 - Diapositive
Stap 1 schrijf de gegevens op
Een schaatser rijdt na 3 seconden na de start met een snelheid van 10 m/s, de beweging is eenparig versneld, wat is zijn gemiddelde snelheid?
Vb = 0 m/s
Ve = 10 m/s
t= 3 s
Slide 10 - Diapositive
Stap 2 zoek de formule erbij
Een schaatser rijdt na 3 seconde na de start met een snelheid van 10 m/s, de beweging is eenparig versneld, wat is zijn gemiddelde snelheid?
Vgem = Vb + Ve / 2
Slide 11 - Diapositive
Stap 3 heb je alle gegevens?
Vb = 0 m/s
t = 3 sec
Ve = 10 m/s
Vgem = Vb + Ve /2
Slide 12 - Diapositive
Een schaatser rijdt na 3 seconde na de start met een snelheid van 10 m/s, de beweging is eenparig versneld, wat is zijn gemiddelde snelheid?
A
5 m/s
B
3,3 m/s
C
10 m/s
D
0 m/s
Slide 13 - Quiz
Vraag 4
Een dieplader trekt op met een versnelling van 1,5 m/s2, welke afstand heeft hij afgelegd na 10 seconde?
Slide 14 - Diapositive
Stap 1 schrijf de gegevens op
Een dieplader trekt op met een versnelling van 1,5 m/s2, welke afstand heeft hij afgelegd na 10 seconde?
a= 1,5 m/s2
t = 10 s
vb = 0 m/s
Slide 15 - Diapositive
Stap 2 zoek de formule erbij
Een dieplader trekt op met een versnelling van 1,5 m/s2, welke afstand heeft hij afgelegd na 10 seconde?
s = Vgem x t
Slide 16 - Diapositive
Stap 3 heb je alle gegevens?
Vb = 0 m/s
t = 10 sec
a = 1,5 m/s2
s = Vgem x t
Slide 17 - Diapositive
Stap 4 voer de tussen berekeningen uit
Om s uit te kunnen rekenen moet ik eerst de Vgem uit rekenen
Vgem = vb + ve / 2
Vb= 0 m/s
a = 1,5 m/s2
t = 10 sec
ve = ?
Ve = Vb + a xt
Ve = 0 + 1,5 x 10= 15 m/s
Vgem = 0 + 15 / 2 = 7,5 m/s
NU KUN JE DE AFSTAND UITREKENEN MET s = Vgem x t
Slide 18 - Diapositive
Een dieplader trekt op met een versnelling van 1,5 m/s2, welke afstand heeft hij afgelegd na 10 seconde?
A
12 m
B
14 m
C
50 m
D
75 m
Slide 19 - Quiz
Vraag 5
Een auto remt af aan het begin van de bebouwde kom. In 8 seconde daalt de snelheid van 72 km/h naar 48 km/h. Je mag aannemen dat de beweging eenparig vertraagd is. Hoe groot is de snelheid na 4 sec?
Slide 20 - Diapositive
Stap 1 schrijf de gegevens op
Een auto remt af aan het begin van de bebouwde kom. In 8 seconde daalt de snelheid van 72 km/h naar 48 km/h. Je mag aannemen dat de beweging eenparig vertraagd is. Hoe groot is de snelheid na 4 sec?
Vb = 72 km/h
Ve = 48 km/h
t = 4 s
Slide 21 - Diapositive
Stap 2 zoek de formule erbij
Een auto remt af aan het begin van de bebouwde kom. In 8 seconde daalt de snelheid van 72 km/h naar 48 km/h. Je mag aannemen dat de beweging eenparig vertraagd is. Hoe groot is de snelheid na 4 sec?
Ve = vb - a xt
Slide 22 - Diapositive
Stap 3 heb je alle gegevens?
Vb = 72 km/h = 20 m/s
Ve = 48 km/h = 13,3 m/s
t = 4 sec
t = 8 sec
Ve = Vb - a x t
Slide 23 - Diapositive
Stap 4 voer de tussenberekeningen uit
Om Ve na 4 seconde uit te kunnen rekenen moet ik eerst de vertraging uitrekenen
a = Ve -Vb / t
Ve = 13,3 m/s
Vb = 20 m/s
t = 8 sec
a = Ve - Vb / t = 13,3 -20 / 8 = -0,84 m/s2
NU KUN JE DE eindsnelheid UITREKENEN na 4 sec met : Ve = Vb - a x t
Slide 24 - Diapositive
Een auto remt af aan het begin van de bebouwde kom. In 8 seconde daalt de snelheid van 72 km/h naar 48 km/h. Je mag aannemen dat de beweging eenparig vertraagd is. Hoe groot is de snelheid na 4 sec?
A
50 km/h
B
55 km/h
C
60 km/h
D
65 km/h
Slide 25 - Quiz
Vraag 6
Een vuurpijl wordt afgeschoten, na een halve minuut is de versnelling 1,5 m/s2 verticaal omhoog. De massa van de vuurpijl bedraagt 100 gram. Hoe groot is de netto kracht op de vuurpijl op dat moment?
Slide 26 - Diapositive
Stap 1 schrijf de gegevens op
Een vuurpijl wordt afgeschoten, na een halve minuut is de versnelling 1,5 m/s2verticaal omhoog. De massa van de vuurpijl bedraagt 100 gram. Hoe groot is de netto kracht op de vuurpijl op dat moment?
a = 1,5 m/s2
m= 100 g
Slide 27 - Diapositive
Stap 2 zoek de formule erbij
Een vuurpijl wordt afgeschoten, na een halve minuut is de versnelling 1,5 m/s2 verticaal omhoog. De massa van de vuurpijl bedraagt 100 gram. Hoe groot is de nettokracht op de vuurpijl op dat moment?
F = m x a
Slide 28 - Diapositive
Stap 3 heb je alle gegevens?
m = 100 g
a = 1,5 m/s2
F = m x a
Slide 29 - Diapositive
Een vuurpijl wordt afgeschoten, na een halve minuut is de versnelling 1,5 m/s2 verticaal omhoog. De massa van de vuurpijl bedraagt 100 gram. Hoe groot is de netto kracht op de vuurpijl op dat moment?
A
15 N
B
150 N
C
1500 N
D
0,15 N
Slide 30 - Quiz
Vraag 8
Een bromfiets remt af voor een bocht. Op de brommer van 130 kg werkt een remkracht van 500 N. Hoe groot is de vertraging?
Slide 31 - Diapositive
Stap 1 schrijf de gegevens op
Een bromfiets remt af voor een bocht. Op de brommer van 130 kg werkt een remkracht van 500 N. Hoe groot is de vertraging?
m = 130 kg
F = 500 N
Slide 32 - Diapositive
Stap 2 zoek de formule erbij
Een bromfiets remt af voor een bocht. Op de brommer van 130 kg werkt een remkracht van 500 N. Hoe groot is de vertraging?
F = m x a
a = F : m
Slide 33 - Diapositive
Stap 3 heb je alle gegevens?
m = 130 kg
F = 500 N
F = m x a
a = F : m
Slide 34 - Diapositive
Een bromfiets remt af voor een bocht. Op de brommer van 130 kg werkt een remkracht van 500 N. Hoe groot is de vertraging?
A
1,7 m/s2
B
0,26 m/s2
C
2,5 m/s2
D
3,8 m/s2
Slide 35 - Quiz
Vraag 9
Sjakie fietst elke dag naar school. De kracht die hij gebruikt om zijn fiets voort te bewegen is 80 N. Hoeveel arbeid verricht Sjakie als hij dagelijks 10 km fietst.
Slide 36 - Diapositive
Stap 1 schrijf de gegevens op
Sjakie fietst elke dag naar school. De kracht die hij gebruikt om zijn fiets voort te bewegen is 80 N. Hoeveel arbeid verricht Sjakie als hij dagelijks 10 km fietst.
F = 80 N
s = 10 km
Slide 37 - Diapositive
Stap 2 zoek de formule erbij
Sjakie fietst elke dag naar school. De kracht die hij gebruikt om zijn fiets voort te bewegen is 80 N. Hoeveel arbeid verricht Sjakie als hij dagelijks 10 km fietst.
W = F x s
Slide 38 - Diapositive
Stap 3 heb je alle gegevens?
F = 80 N
s = 10 km
W = F x s
Slide 39 - Diapositive
Sjakie fietst elke dag naar school. De kracht die hij gebruikt om zijn fiets voort te bewegen is 80 N. Hoeveel arbeid verricht Sjakie als hij dagelijks 10 km fietst.
A
8 J
B
800 J
C
8000 KJ
D
800 KJ
Slide 40 - Quiz
Vraag 10
Een baksteen van 2 kg ligt op een balkon op 100 m hoogte, bereken met welke snelheid de baksteen de grond zal raken.
Slide 41 - Diapositive
Stap 1 schrijf de gegevens op
Een baksteen van 2 kg ligt op een balkon op 100 m hoogte, bereken met welke snelheid de baksteen de grond zal raken.
m = 2 kg
h = 100 m
Slide 42 - Diapositive
Stap 2 zoek de formule erbij
Een baksteen van 2 kg ligt op een balkon op 100 m hoogte, bereken met welke snelheid de baksteen de grond zal raken.
Ek = 0,5 x m x v2
Slide 43 - Diapositive
Stap 3 heb je alle gegevens?
m= 2 kg
h = 100 m
Ek = 0,5 x m x v2
Slide 44 - Diapositive
Stap 4 voer de tussenberekeningen uit
Om V uit te kunnen rekenen moet je eerst de zwaarte energie berekenen
Ez = m x g xh
m = 2 kg
h = 100 m
g = 10 N/kg
Ez = 2 x 10 x100 = 2000J
De zwaarte energie is gelijk aan de bewegingsenergie
Ek = 2000 J
Slide 45 - Diapositive
stap 5, heb je nu alle gegevens
m = 2 kg
h = 100 m
Ek = 2000 J
Ek = 0,5 x m x v2
Slide 46 - Diapositive
Een baksteen van 2 kg ligt op een balkon op 100 m hoogte, bereken met welke snelheid de baksteen de grond zal raken.