7.6 Transplantaties en bloedtransfusies

Planning voor vandaag

  • Uitleg 7.6
  • Opdrachten

Leerdoelen: 
Je kunt beschrijven welke bloedgroepen er zijn en hoe deze bepaald worden.
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

Planning voor vandaag

  • Uitleg 7.6
  • Opdrachten

Leerdoelen: 
Je kunt beschrijven welke bloedgroepen er zijn en hoe deze bepaald worden.

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Aan de buitenkant van een
ziekteverwekker vind je...
A
Antistoffen
B
Antigenen
C
Enzymen
D
Antilichamen

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als reactie op een ziekteverwekker maakt een witte bloedcel....
A
Antigenen
B
Antistoffen
C
Antibiotica

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij passieve immunisatie wordt iemand ingeënt met een verzwakte ziekteverwekker
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

= direct inspuiten van antistoffen

Van welk type bescherming is er sprake bij bescherming door maagzuur?
A
Algemene afweer
B
Specifieke afweer
C
Natuurlijke immuniteit
D
Actieve immunisatie

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij bescherming door een vaccinatie is er GEEN sprake van bescherming door...
A
Specifieke afweer
B
Natuurlijke immuniteit
C
Kunstmatige immuniteit
D
Actieve immunisatie

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Huiswerk
blz. 160-164

Maak opdracht 23, 25, 27

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Afweerreactie bij transplantaties
Bij een transplantatie wordt een weefsel of orgaan vervangen. 

Als dit weefsel of orgaan van een donor afkomstig is dan krijg je een afweerreactie

Eiwitten (antigenen) op de cellen van het getransplanteerde weefsel of orgaan worden herkend als lichaamsvreemd. 
Het lichaam gaat antistoffen maken tegen deze antigenen. 

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bloedtransfusie
Bij bijvoorbeeld een ongeluk kun je bloed van een ander ontvangen: bloedtransfusie

Ook hier is er kans op een afstotingsreactie. 

Een patiënt moet bij voorkeur bloed ontvangen van een donor met dezelfde bloedgroep.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bloedgroepen
Op de celmembranen van bloedcellen kunnen bloedfactoren voorkomen. Dit zijn lichaamsvreemde stoffen voor iemand die deze bloedfactoren niet heeft. 

  • Bloedfactor A
  • Bloedfactor B

Welke bloedfactoren je wel/niet hebt bepaald welke bloedgroep je hebt. 

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bloedgroepen: A, B, AB en 0

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

In het bloedplasma zitten antistoffen tegen de bloedfactoren die bij deze persoon zelf niet op de rode bloedcellen voorkomen.

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Tekst

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 14 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Resusfactor - ontdekt bij apen

Slide 16 - Diapositive

85% van de bevolking is resuspositef
Resusbaby
  • Een resusnegatieve moeder kan in verwachting zijn van een resuspositief kind.
  • Bij de eerste zwangerschap levert dat geen problemen op.
  • Bij bevalling: contact tussen bloed moeder en kind -> moeder maakt anti-resus en geheugencellen.
  • Bij tweede zwangerschap: anti-resus door placenta naar foetus -> bloedafbraak bij het kindje.

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan welke bloedgroep kan O geven
A
A
B
B
C
AB
D
Alle bloedgroepen

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Iemand heeft bloedgroep AB.
Deze persoon kan donor zijn voor mensen met de bloedgroepen...
A
A
B
B
C
AB
D
0

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Karel heeft een bloedtransfusie nodig.
Hij heeft bloedgroep A. Van welke bloedgroepen kan hij bloed ontvangen?
A
Alleen A
B
A & 0
C
Alleen 0
D
Alleen B

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke antistoffen tegen de bloedgroepen maakt een persoon met bloedgroep AB?
A
Anti A
B
Anti B
C
Anti A en anti B
D
Geen antistoffen

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Iemand heeft bloed groep B. Van welke bloedgroepen kan deze persoon bloed ontvangen bij een bloedtransfusie (we kijken nu even niet naar de resusfactor).
A
Alleen van bloedgroep B.
B
Alleen van bloedgroep B of O.
C
Alleen van de bloedgroeppen AB of B.
D
Of bloed van de bloedgroepen B, AB of O.

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Iemand heeft bloed groep O. Van welke bloedgroepen kan deze persoon bloed ontvangen bij een bloedtransfusie .
A
Alleen van bloedgroep O.
B
Alleen van bloedgroep B of O.
C
Alleen van de bloedgroeppen A of O.
D
Of bloed van de bloedgroepen B, AB, A of O.

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Iemand heeft bloed groep AB. Van welke bloedgroepen kan deze persoon bloed ontvangen bij een bloedtransfusie (we kijken nu even niet naar de resusfactor).
A
Alleen van bloedgroep AB.
B
Alleen van bloedgroep B of O.
C
Alleen van de bloedgroeppen AB of B.
D
Of bloed van de bloedgroepen B, AB, A of O.

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Resus positief hebben:
A
WEL antigenen resus
B
GEEN antigenen resus

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waardoor levert dit pas gevaar op voor het kind bij de tweede zwangerschap?
A
Bij het eerste kind heeft de moeder nog niet zo veel anti Rhesus
B
De eerste baby is nooit rhesuspositief
C
De moeder maakt pas anti Rhesus aan bij contact met bloed
D
Het eerste kindje heeft afweercellen tegen de antistoffen van moeder

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag
Werkboek blz. 
Opdracht 29, 30, 31, 36 en 38
Extra uitdaging: opdracht 33 en 39
timer
1:00

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bloedgroepbepaling

Bij een bloedgroepbepaling wordt serum gebruikt.
Serum=vloeistof met antistoffen
  • Serum met anti-A   ->  antistoffen tegen A
  • Serum met anti-B  ->   antistoffen tegen B
  • (Serum met antiresus)

Voorbeeld: 

Iemand heeft bloedgroep B. 
Deze persoon heeft dus bloedfactor B en antistoffen tegen A (anti-A). Met anti-A serum gebeurt er niets. Het anti-B serum (antistoffen tegen bloedfactor B) bindt aan de bloedcel. Bloed gaat klonteren. 



Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdrachten
  1. Oefen met de bloedgroepen door het uitvoeren van bloedgroepbepalingen: https://www.bioplek.org/animaties/bloed/bloedgrbepalingx.html
    Blood typing game  https://educationalgames.nobelprize.org/educational/medicine/bloodtypinggame/gamev3/index.html 
  2. Maak de opdrachten van 7.6


Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 30 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 31 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions