Cette leçon contient 37 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Guten Tag
Wie geht es euch?
Slide 1 - Diapositive
Bitte, leg dein Buch und Heft vor dich auf den Tisch!
Slide 2 - Diapositive
Planung Stunde 1
Datum des Tentamens
Grammatik 3de en 4de naamval = stof voor de toets!
Stappenplan doornemen
üben
Hausaufgaben machen (wenn es Zeit gibt)
Abschluss
Slide 3 - Diapositive
Lernziele der ersten Stunde:
Ben je in staat om met behulp van het stappenplan de juiste naamval van zinsdelen te bepalen.
Slide 4 - Diapositive
De 1ste, 3de en 4de naamval
Slide 5 - Diapositive
Weet je het nog?
Slide 6 - Diapositive
Duitse lidwoorden
Mannelijk
Vrouwelijk
Onzijdig
Meervoud
der
die
das
die
Mannelijk
Vrouwelijk
Onzijdig
Meervoud
ein
eine
ein
keine
Slide 7 - Diapositive
Altijd mannelijk zijn:
mannelijke personen en dieren
dagen
maanden
jaargetijden
windrichtingen
'weerwoorden': der Sturm, der Regen, der Schnee
automerken
uitgangen: -er, -en, -ismus: der Computer, der Wagen, der Sozialismus,
Slide 8 - Diapositive
Altijd vrouwelijk zijn:
vrouwelijke personen en dieren
getallen: die Eins, die Fünf
de meeste rivieren en bomen
de meeste woorden eindigend op -e
(uitzonderingen: der Kaffee/Tee, das Ende, das Interesse, der Name, der Junge)
woorden eindigend op: -in -ei, -heit, -keit, -schaft, -ung, -tät, -ik, -ion, -ur die Bäckerei, die Freiheit, die Eigenschaft, die Rechnung, die Identität, die die Nation, die Technik, die Natur
Slide 9 - Diapositive
Altijd onzijdig zijn:
veel Nederlandse het-woorden (onzijdig)
letters: das A, das Z
woorden die beginnen met Ge- en eindigen op -e: das Gebirge
de meeste woorden met de uitgang -nis
de meeste woorden met de uitgang -tum
verkleinwoorden op -chen en op -lein: das Mädchen, das Häuschen
Slide 10 - Diapositive
Ontleden ja/nee?
Om te bepalen welke naamval je voor een zinsdeel moet gebruiken, kun je enkele stappen zetten:
stap 1: Zoek naar een voorzetsel in het zinsdeel.
stap 2: Als er geen voorzetsel is, ontleed je de zin naar onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp.
Slide 11 - Diapositive
stap 2: Als er geen voorzetsel is, ontleed je de zin naar onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp