H7.4 Veranderende ecosystemen

Thema 7 Ecologie en milieu

7.4 Veranderende ecosystemen
Voorkennis en reflectie
1. Wat zijn reducenten?
2. Wat is de rol van reducenten in een ecosysteem?
3. Hoe noemen we energie dat ligt opgeslagen in stoffen?
4. Wat is het verschil tussen anorganische stoffen en organische stoffen?
5. Hoe noemen we het trofische niveau van dieren in een ecosysteem die aan hun organische stoffen komen door herbivoren te eten?
6. Welke term gebruiken biologen om organismen te beschrijven die zelf in staat zijn om anorganische stoffen om te zetten in organische stoffen?
timer
5:00
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Thema 7 Ecologie en milieu

7.4 Veranderende ecosystemen
Voorkennis en reflectie
1. Wat zijn reducenten?
2. Wat is de rol van reducenten in een ecosysteem?
3. Hoe noemen we energie dat ligt opgeslagen in stoffen?
4. Wat is het verschil tussen anorganische stoffen en organische stoffen?
5. Hoe noemen we het trofische niveau van dieren in een ecosysteem die aan hun organische stoffen komen door herbivoren te eten?
6. Welke term gebruiken biologen om organismen te beschrijven die zelf in staat zijn om anorganische stoffen om te zetten in organische stoffen?
timer
5:00

Slide 1 - Diapositive

Lezen blz. 146 - 151
timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Keuze 1: Meedoen met uitleg meneer Floor

Na de uitleg nog tijd om te werken aan het huiswerk



Keuze 2: Zelfstandig aan de leerdoelen van 7.4 werken.

Optie 1: Samenvatting van 7.4
Optie 2: Opdracht 25 t/m 30 van 7.4

Aan het eind van de les moet je kunnen laten zien dat je één van de opties serieus hebt uitgevoerd! 

Heb je dat niet dan verspeel je jouw recht om te kiezen in de volgende lessen en verwacht ik dat je het volgende les alsnog af hebt.

Slide 3 - Diapositive

Leerdoelen
  1. Je kunt enkele ecosystemen beschrijven aan de hand van kenmerkende soorten
  2. Je kunt veranderingen in een ecosysteem beschrijven
  3. Je kunt in een model gegeven informatie over ecosystemen gebruiken, bewerken en analyseren



Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Successie
Successie = verandering van de soortensamenstelling van een levensgemeenschap, waardoor deze geleidelijk overgaat in een andere. 

Nadat pioniersoorten zich gevestigd hebben, veranderen de omstandigheden. Er wordt meer grond vastgehouden en er ontstaat humus.

Slide 6 - Diapositive

Pionierecosysteem
Kenmerken Pioniersoorten
- Tolerant 
- snelle groei en reproductie
- licht gewicht zaden
- Weinig specifieke bodemvereisten
- Hoog fotosynthese vermogen
Pionierecosysteem 
Hierdoor worden de omstandigheden gunstiger voor nieuwe soorten om zich hier te vestigen.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Humus
Door doodgaan van planten en dieren ontstaat humus.

Humus is een bodemlaag bestaande uit afgestorven weefsel verwerkt door reducenten.

Humus is erg rijk aan mineralen en bevorderd dus groei van planten en bomen

Slide 9 - Diapositive

eerste pioniersplanten
grotere pioniersplanten volgen

Slide 10 - Diapositive

grotere planten, dieren
climaxstadium

Slide 11 - Diapositive

Climaxstadium
Laatste stadium: climaxstadium: grote biodiversiteit, weinig schommeling in omstandigheden, veel soorten, kleine aantallen per soort.


Slide 12 - Diapositive

Successie
Levensgemeenschappen volgen elkaar op. Tot een stabiel ecosysteem ontstaat: climaxecosysteem.

Pioniersecosysteem: eerste organismen die zich vestigen.
Subclimax: ecosysteem in een successiereeks instantgehouden door mensen.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Voorbeelden successie in de natuur:
strand -> duinen -> bos
zand -> heide -> bos
plas -> veen/moeras -> bos
rots onder water -> koraalrif
kale grond -> steppe/prairie -> (regen)woud

Slide 16 - Diapositive

veel lichte zaden
Pionierecosysteem
weinig, maar grote zaden
Climaxstadium

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Modelleren
  • Vereenvoudigde voorstelling van de werkelijkheid maken.
  • In kaart brengen van alle factoren en hun invloed op elkaar
  • Met computer kun je dan simuleren wat de gevolgen zijn als een factor veranderd in het ecosysteem.

Slide 19 - Diapositive

Evenwichtsituaties
Voorbeeld: Konijnen eten grassen en andere kleine planten. Als de kleine planten niet worden gegeten verdringen ze de grassen en komt er ruimte voor grotere houtachtige planten. Konijnen eten geen houtachtige planten.

Vraag
Wat gebeurt er bij een lage dichtheid aan konijnen?

Slide 20 - Diapositive

2 mogelijke evenwichtsituaties
Dus bij weinig konijnen weinig gras en bij veel konijnen veel gras. Dit is in beide situaties in evenwicht.
Instabiel bij een epidemie: populatie konijnen neemt sterk af > houtachtige planten groeien en verdringen de grassen >  geen voedsel voor konijnen, want die kunnen de houtachtige planten niet verteren > populatie planten zal niet meer hetzelfde zijn als voor de epidemie.

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Vidéo

Bij wat voor ecosysteem horen de volgende kenmerken: eenvoudig voedselweb, kleine biodiversiteit, open kringlopen en productie is groter dan afbraak?
A
Pionierecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 23 - Quiz

In welk ecosysteem blijft de biomassa gelijk?
A
pioniersecosysteem
B
climaxecosysteem

Slide 24 - Quiz

humusarme bodem
(organische stoffen e.d.)
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 25 - Quiz

Waar zijn er meer wisselingen in abiotische factoren?
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 26 - Quiz

Waar verwacht je meer biodiversiteit?
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 27 - Quiz

Wat verandert bij successie?
A
individu
B
populatie
C
leefgemeenschap
D
ecosysteem

Slide 28 - Quiz

Welke type zaden past het best bij een pionierplant?
A
veel en licht
B
veel en zwaar
C
weinig en licht
D
weinig en zwaar

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Lien

Wat was je procentuele score?

Slide 31 - Question ouverte

Huiswerk
7.4 Maak opdracht 25 t/m 30 
Deze al gemaakt?

Ga 7.8 lezen en maken!

Slide 32 - Diapositive