BVJ HAVO 4 H7.4 Veranderende ecosystemen

Thema 7 Ecologie en milieu

7.4 Veranderende ecosystemen
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Thema 7 Ecologie en milieu

7.4 Veranderende ecosystemen

Slide 1 - Diapositive

opdracht 21

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen

  1. Je kunt veranderingen in een ecosysteem beschrijven


Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Waarom is het zo belangrijk om verwoestijning tegen te gaan?

Slide 5 - Question ouverte

Slide 6 - Vidéo

Wat je net hebt gezien is successie, Wat is dat nou precies ?

Slide 7 - Question ouverte

Een vorm van erosie zag je op het einde en is het omgekeerde van successie wat is dat dan ? (voorbeeld)

Slide 8 - Question ouverte

Successie
Successie = verandering van de soortensamenstelling van een levensgemeenschap, waardoor deze geleidelijk overgaat in een andere. 

Nadat pioniersoorten zich gevestigd hebben, veranderen de omstandigheden. Er wordt meer grond vastgehouden en er ontstaat humus.

Slide 9 - Diapositive

Pionierecosysteem
Op kale grond, een kale rots, nieuwe duin zal na verloop van tijd begroeid raken met korstmossen of kleine planten. Deze eerste vegetatie heten pioniersoorten. Zij zijn erg tolerant wat de abiotische factoren als temperatuur betreft.
Deze planten trekken dieren aan, het eerste pionierecosysteem is ontstaan. Hierdoor worden de omstandigheden gunstiger voor nieuwe soorten om zich hier te vestigen.

Slide 10 - Diapositive

Humus
Door doodgaan van planten en dieren ontstaat humus, waardoor de omstandigheden sterk verbeterd zijn. Hierdoor kunnen grotere planten op deze plek groeien, grotere dieren zich hier vestigen en het pionierecosysteem gaat over in een ander ecosysteem. Dit maakt de omstandigheden nóg gematigder, zodat weer andere planten en dieren zich hier vestigen.

Slide 11 - Diapositive

Climaxstadium
Laatste stadium: climaxstadium: grote biodiversiteit, weinig schommeling in omstandigheden, veel soorten, kleine aantallen per soort.


Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

eerste pioniersplanten
grotere pioniersplanten volgen

Slide 14 - Diapositive

grotere planten, dieren
climaxstadium

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Successie
Levensgemeenschappen volgen elkaar op. Tot een stabiel ecosysteem ontstaat: climaxecosysteem.

Pioniersecosysteem: eerste organismen die zich vestigen.
Subclimax: ecosysteem in een successiereeks instantgehouden door mensen.

Slide 17 - Diapositive

Voorbeelden:
strand -> duinen -> bos
zand -> heide -> bos
plas -> veen/moeras -> bos
rots onder water -> koraalrif
kale grond -> steppe/prairie -> (regen)woud

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Bestudeer deze grafieken. Wat valt je op?

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Huiswerk
opdrachten 25, 26 en 29

Slide 22 - Diapositive

Thema 7 Ecologie en milieu

7.4 Veranderende ecosystemen

Slide 23 - Diapositive



  1. Je kunt enkele ecosystemen beschrijven aan de hand van kenmerkende soorten
  2. Je kunt in een model gegeven informatie over ecosystemen gebruiken, bewerken en analyseren

Slide 24 - Diapositive

veel lichte zaden
Pionierecosysteem
weinig, maar grote zaden
Climaxstadium

Slide 25 - Diapositive

Modelleren
  • Vereenvoudigde voorstelling van de werkelijkheid

Slide 26 - Diapositive

Evenwicht
  • Kantelpunt tussen stabiele evenwichten
  • Instabiel evenwicht gemakkelijk verstoord

Slide 27 - Diapositive

2 evenwichtssituaties
Konijnen eten grassen en andere planten. Als de planten niet worden gegeten verdringen ze de grassen.

Slide 28 - Diapositive

Wat gebeurt er bij een lage dichtheid aan konijnen.
A
Veel gras
B
Weinig gras
C
evenveel
D
Verandert niet

Slide 29 - Quiz

2 evenwichten
Dus bij weinig konijnen weinig gras en bij veel konijnen veel gras. Dit is in beide situaties in evenwicht.
Instabiel bij een epidemie: populatie konijnen neemt sterk af > houtachtige planten groeien en verdringen de grassen >  geen voedsel voor konijnen, want die kunnen de houtachtige planten niet verteren > populatie planten zal niet meer hetzelfde zijn als voor de epidemie.

Slide 30 - Diapositive

Indicator Soort = een soort die alleen onder heel specifieke omstandigheden kan leven en dus een indicator is van die omstandigheden.
Lamsoor (zout)
Dopheide (zuur)

Slide 31 - Diapositive

Bij wat voor ecosysteem horen de volgende kenmerken: eenvoudig voedselweb, kleine biodiversiteit, open kringlopen en productie is groter dan afbraak?
A
Pionierecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 32 - Quiz

In welk ecosysteem blijft de biomassa gelijk?
A
pioniersecosysteem
B
climaxecosysteem

Slide 33 - Quiz

humusarme bodem
(organische stoffen e.d.)
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 34 - Quiz

Waar zijn er meer wisselingen in abiotische factoren?
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 35 - Quiz

Waar verwacht je meer biodiversiteit?
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 36 - Quiz

Wat verandert bij successie?
A
individu
B
populatie
C
leefgemeenschap
D
ecosysteem

Slide 37 - Quiz

Welke type zaden past het best bij een pionierplant?
A
veel en licht
B
veel en zwaar
C
weinig en licht
D
weinig en zwaar

Slide 38 - Quiz

de meeste successie zal plaatsvinden...
A
B
C
D

Slide 39 - Quiz

in welk ecosysteem hebben abiotische factoren de meeste invloed?
A
B
C
D

Slide 40 - Quiz

Welke is een climaxstadium?
A
B
C
D

Slide 41 - Quiz

Hier heb je veel humus:
A
pioniersstadium
B
climaxstadium

Slide 42 - Quiz

Huiswerk
30 & 31

Slide 43 - Diapositive