LJ 2 DT5 Werkwoordspelling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Nederlands deeltaak 5

* Woordenschat (PO inleveren 10 april, tekst over situatie Corona-virus)

* Algemene taalvaardigheid (toets in toetsweek)

Leerdoelen vandaag

- juiste spelling persoonsvorm tegenwoordige tijd

- juiste spelling persoonsvorm verleden tijd

- juiste spelling voltooid deelwoord

- juiste spelling lastige werkwoorden

- herkennen en goed gebruiken vaste voorzetsels bij werkwoorden

Check! Wat weet je al?

Vul iedere keer het juiste antwoord in!

Maaike (verhuizen) volgende maand naar een andere stad.

1. verhuist
2. verhuisd
3. verhuisde
4. verhuizt

Karin en Sam (sporten) vroeger erg veel, maar nu bijna niet meer.

1. sporte
2. sportte
3. sporten
4. sportten

Hij wordt erg door zijn vrienden (beïnvloeden).

1. beïnvloed
2. beïnvloedt
3. beïnvloeden
4. beïnvloet

(Worden) jij ook zo blij als de zon schijnt?

1. word
2. wordt
3. werd
4. worden

Het (gebeuren) bijna nooit dat ik te laat op mijn werk kom.

1. gebeurt
2. gebeurd

(Beantwoorden) je broer zijn mailtjes altijd pas na 2 weken?

1. beantwoord
2. beantwoordt

Wij (liften) vorig jaar van Nederland naar Italië.

1. lifte
2. liftte
3. liften
4. liftten

Door het Corona-virus zit iedereen aan huis (kluisteren).

1. gekluistert
2. gekluisterd

Daarom (hamsteren) mijn moeder al twee weken pakken rijst en toiletpapier.

1. hamsteren
2. hamster
3. hamstert
4. hamsterd

Goed gescoord?

Maak dan zelf het huiswerk uit het werkboekje algemene taalvaardigheid

- opdracht 1 t/m 6 persoonsvorm t.t.

- opdracht 1 t/m 6 persoonsvorm v.t. + voltooid deelwoord

Zo niet, volg de instructie

Dit mag je natuurlijk altijd doen.

Let op! Straks volgt nog een tweede onderdeel, dus blijf wel in de les.

LASTIGE WERKWOORDEN

Van sommige werkwoorden klinkt de persoonsvorm tegenwoordige tijd en het voltooid deelwoord hetzelfde, MAAR je schrijft ze wel anders.

Ge-, be-, ont-, ver-, her- 

Woorden, die hiermee beginnen zijn lastig. 

bijvoorbeeld:

Jan verstuurt een bericht
Jan heeft een bericht verstuurd.

Er is een ongeluk (gebeuren).

1. gebeurt
2. gebeurd

Er (gebeuren) een ongeluk.

1. gebeurt
2. gebeurd

De weerman (voorspellen) een mooie zomerse dag.

1. voorspelt
2. voorspeld

De dief heeft een horloge (ontvreemden).

1. ontvreemd
2. ontvreemdt

Vaste voorzetsels werkwoorden

Sommige werkwoorden hebben een vast voorzetsel,

bijvoorbeeld:

- hopen op

- twijfelen aan

- verlangen naar

Arnhem behoort ......... de groenste steden van Nederland.

1. bij
2. met
3. tot
4. in

Het menu bestaat vandaag ............. hamburgers met friet.

1. in
2. op
3. uit
4. met

Huiswerk

- werkboekje p.9 opdracht vaste voorzetsels bij werkwoorden

- Nieuw Nederlands, p. 158-159 opdracht 2, 3 en 4

- Nieuw Nederlands, p. 110-11, opdracht 2, 3, 4 en 5

+ eerder genoemde opdrachten werkboekje

Succes en tot volgende week

BLIJF GEZOND!