link a2-b2 laag- tot middenopgeleiden

link a2-b2 laag- tot middenopgeleiden
Thema 4 taak 3

wat een gedoe!

-woordenschat
-lezen
-schrijven
-spreken
-grammatica
-video maken voor je portfolio 
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2BeroepsopleidingISK

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 180 min

Éléments de cette leçon

link a2-b2 laag- tot middenopgeleiden
Thema 4 taak 3

wat een gedoe!

-woordenschat
-lezen
-schrijven
-spreken
-grammatica
-video maken voor je portfolio 

Slide 1 - Diapositive

Video over jezelf maken voor je portfolio

1.Wie ben je? hoe heet je?
2.hoe oud ben je?
3.Waar kom je vandaan?
4.Waar woon je ?Waar ligt de stad of het dorp waar je woont?
5.Hoe lang woon je al in Nederland?
6.Welke talen spreek je?
7.Heb je broers of zussen?Vertel iets over hem/haar/hen
8.Ben je getrouwd?Heb je kinderen?Vertel iets over je gezin/familie
9.Werk je of studeer je?Wat is je beroep?Wat studeer je?
10.Waarom wil je Nederlands leren?
11.Wat wil je verder doen als je klaar met deze cursus bent?Wil je graag een andere cursus volgen?Waarom?

Slide 2 - Diapositive

Arriveren: De bus zal om tien uur bij de halte arriveren.
Balen: Ik baal ervan dat mijn fiets kapot is.(teleurgesteld)
Blijkbaar: Blijkbaar is de supermarkt al dicht, want de lichten zijn uit.
Boos: Hij is boos omdat hij zijn huiswerk niet kan vinden.
Breed: De rivier is hier heel breed.  (smal)
Donkerbruin: Haar nieuwe jas is donkerbruin en staat haar goed 
Echter: Ik was bang dat er iets was misgegaan. Dat bleek echter niet zo te zijn.(maar)
Het gedoe: Al het gedoe met de reparatie van mijn auto maakt me moe.
Italië: Wij gaan deze zomer op vakantie naar Italië.
Jeetje: Jeetje, wat een drukte in de stad vandaag!
Krap: Deze schoenen zijn te krap, ik krijg pijn aan mijn voeten.(nauw)
De laars: Mijn moeder heeft nieuwe laarzen gekocht.
rot : (een) rotte appel/vloer-rotte eieren (bedorven) het fruit is bedorven
rotdag : slechte dag


Slide 3 - Diapositive

De levering: De levering van mijn nieuwe bank komt morgen.
Lichtbruin: Haar tas is lichtbruin en matcht met haar jas.
Logisch: Het is logisch dat je moe bent na zo'n lange dag.
De medewerkster: De medewerkster in de winkel was erg vriendelijk.
Nogal: Het is nogal koud buiten, ik draag een dikke jas.(in relatief grote mate)
Ongerust: Ik ben ongerust omdat mijn hond nog steeds niet thuis is.
het Ordernummer: Wat is het ordernummer van je online bestelling?
de Rotdag: Vandaag was een echte rotdag, mijn auto startte niet en ik was te laat op werk.
Storten: Ik ga geld storten op mijn bankrekening.(geld overmaken)
Terugbetalen: De winkel zal het geld terugbetalen als je de bon hebt.
Terugvragen: Ik ga mijn geld terugvragen omdat het product kapot is.
Vanochtend: Vanochtend ben ik vroeg opgestaan om te gaan hardlopen.
Volledig: De zaal was volledig vol met mensen.(helemaal)
Woedend: Ze is woedend omdat iemand haar fiets heeft gestolen.
Zo'n: Zo'n mooie dag hebben we lang niet gehad

Slide 4 - Diapositive

Luister naar de tekst blz. 65 

1. Waarover praten Ilse en Karin?
2. Wat was het probleem met de laarzen?
3. Wat heeft Karin gedaan om het probleem op te lossen?

Slide 5 - Diapositive

Spreken

1.Hoe herkenbaar is de inhoud voor jullie? 
2.Klagen jullie zelf ook weleens tegenover een vriend of vriendin? 
3.Kopen jullie weleens spullen op internet? Zo ja, wat kopen jullie en op welke sites? 
4.Zijn het Nederlandse of buitenlandse sites? Sturen jullie ook spullen terug?
5.Als jullie niet op internet kopen: waarom doen jullie dat niet?
6.Heb je al een vervelende ervaring met een aankoop op internet?Vertel over je ervaring!

Maak nu opdracht 2 & 3 blz. 66

Ben je klaar? dan gaan we de opdrachten bespreken

Grammatica ''negatie''



Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Lien

Maak nu opdracht 4

Ben je klaar? Dan gaan we de opdracht bespreken


Maak nu opdracht 5 & 6

Huiswerk : maak de opdrachten thema 4 taak 3 & thema 4 taak 4 op de computer & de grammaticaopdrachten  10.1, 10.2 &10.3.

Video maken over jezelf en op je portfolio zetten
Opdracht 4 blz. 67 maken en op je portfolio zetten

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

zo + adjectief. =. dat is zo interessant
zo'n +substantief = z'n mooie dag was het vandaag

meevallen = dat valt mee
tegenvallen = dat valt tegen

ben je ooit in Frankrijk geweest?
ja , ik ben er 2 keer geweest
     daar ben ik 2 keer geweest

Slide 10 - Diapositive

ik kom vandaag niet
ik kom niet vandaag maar  morgen
ik koop geen boek
ik koop het boek niet

ik heb geen kinderen
ik zie de kinderen niet

dat is een boek.          dat is mijn boek niet
dat is geen boek        ik lees het boek niet

Slide 11 - Diapositive