Quiz leestekens

Leestekens
Herhaling
Eerst lezen in je leesboek
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Leestekens
Herhaling
Eerst lezen in je leesboek

Slide 1 - Diapositive

Welke leestekens gebruik je bij een citaat?
A
Uitroeptekens en dubbele punt
B
Dubbele punt en aanhalingstekens

Slide 2 - Quiz

(Leestekens en spaties)
De minister ........
A
zei: ' Ik wacht af. "
B
zei: "Ik wacht af."
C
zei:" Ik wacht af."

Slide 3 - Quiz

Welke leestekens moet je gebruiken?
Het brugklaskamp ging naar het mooie winderige Texel
A
Punt
B
Komma
C
Uitroepteken
D
Vraagteken

Slide 4 - Quiz

"Waarmee kan ik u helpen?", vroeg de medewerkster.
A
leestekens zijn goed geschreven
B
leestekens zijn fout geschreven

Slide 5 - Quiz

De man fluisterde: "Ik kan niet meer".
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven

Slide 6 - Quiz

We rijden vandaag door Nederland, België, en Luxemburg.
A
leestekens zijn goed geschreven
B
leestekens zijn fout geschreven

Slide 7 - Quiz

Als je nog vragen hebt, kun je die straks aan mij stellen.

A
De leestekens kloppen
B
De leestekens kloppen niet

Slide 8 - Quiz

Ik vind dit een leuk boek, omdat: ik me herken in de hoofdpersoon.
A
Leestekens zijn onjuist gebruikt
B
Leestekens zijn juist gebruikt

Slide 9 - Quiz

“Heeft u een klantenkaart?” vroeg de kassière.
A
De hoofdletters en leestekens kloppen
B
De hoofdletters en leestekens kloppen niet

Slide 10 - Quiz

Ik denk, dat ik vandaag vrij neem. Jullie ook?
A
Leestekens onjuist gebruikt
B
Leestekens juist gebruikt

Slide 11 - Quiz

De jongen riep: "pas op met oversteken hoor!"
A
leestekens/hoofdletters zijn juist
B
hoofdletters/leestekens zijn niet juist

Slide 12 - Quiz

Verbeter:
De jongen riep: "pas op met oversteken hoor!"

Slide 13 - Question ouverte

"Als je thuiskomt," zei mama, "moet je eerst je handen wassen."
A
De hoofdletters/ leestekens kloppen
B
De hoofdletters/ leestekens kloppen niet

Slide 14 - Quiz

In de supermarkt kun je brood, kaas, chips appels en een zak snoep kopen.
A
Alle leestekens staan goed
B
Niet alle leestekens staan goed

Slide 15 - Quiz

Verbeter:
In de supermarkt kun je brood, kaas, chips appels en een zak snoep kopen.

Slide 16 - Question ouverte

Moeder vroeg: "Wil je Lays chips, beschuit en Red Bull als ontbijt?"
A
Hoofdletters en leestekens kloppen
B
Hoofdletters en leestekens kloppen niet

Slide 17 - Quiz

We oefenen met de volgende leestekens: komma, punt, vraagteken en uitroepteken.
A
Goed geschreven
B
Fout geschreven

Slide 18 - Quiz

"Waarmee kan ik u helpen?" Vroeg de medewerkster.
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven

Slide 19 - Quiz

Youp van 't Hek zei: "Omdat u te laat bent, kunt u weer gaan."
A
De hoofdletters en leestekens kloppen.
B
De hoofdletters en leestekens kloppen niet.

Slide 20 - Quiz

Moeder vroeg: "Wil je kaas, jam of hagelslag op je boterham?"
A
Hoofdletters en leestekens kloppen
B
Hoofdletters en leestekens kloppen niet

Slide 21 - Quiz

Geef ’n ander woord voor leestekens.
A
puntjes op de i
B
accenten
C
symbolen
D
interpunctie

Slide 22 - Quiz

Ik ken de leerstof heel erg goed maar die leestekens vind ik lastig.
Deze zin is goed geschreven.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

De tafel moet worden gedekt en de glaasjes mogen naar de keuken.
A
Goed
B
Fout

Slide 24 - Quiz

Dit vind ik nog lastig bij spelling

Slide 25 - Carte mentale

Dit moeten we echt nog herhalen voor de toets spelling.

Slide 26 - Carte mentale