Hst 2. pH

1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
Chemie Operator CMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Anorganische Chemie 2

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar hebben we het in de vorige les over gehad?

  • Waarom… zouten?
  • Wat zijn zouten?
  • Welke zouten zijn goed oplosbaar in water?
  • Wat gebeurt er als je twee zoutoplossingen mengt?
  • Wat is kristalwater?





Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vragen?

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hst. 2 pH
  • Wat is pH?

  • Hoe bereken je de pH van een oplossing van een sterk zuur/base?

  • Hoe kun je een oplossing neutraliseren?

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen

Aan het eind van dit hoofdstuk kan de student:

  • Uitleggen wat we bedoelen met pH;

  • De pH van een oplossing van een sterk zuur/base berekenen;

  • Uitleggen wat we verstaan onder neutralisatie van een oplossing;

  • Berekenen hoeveel zuur of hoeveel base nodig is voor een bepaalde pH.





Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat weten we al...?
  • Zure en basische oplossingen

  • Zuren en Basen

  • H3O+

  • OH-

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hebben jullie op je werk/stage te maken met pH?

Slide 8 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de pH?

  • Bij veel processen is het belangrijk dat een oplossing of mengsel de juiste zuurgraad (pH) heeft.


  • pH is een maat voor de hoeveelheid H3O+ - ionen per liter (mol/L) in een oplossing.

  • De concentratie H3O+ ([H3O+]) bepaalt de zuurtegraad van de oplossing. Des te hoger de [H3O+] in een oplossing, des te lager de pH.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de pH?

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zuiver water

  • Geen ionen, dus in theorie geleid zuiver water geen stroom.
  • In de praktijk is zuiver water toch instaat om een klein beetje stroom te geleiden.


Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

pH, pOH en Kw

  • Wat gebeurt er met het water evenwicht als er een zuur of base wordt toegevoegd?




  • Wat is pH, pOH en kW?

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Rekenen met de Waterconstante
  • Wat is de [OH-] in water als de [H3O+] bij 22 oC 1,00 * 10-4 mol/L bedraagt?



Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


A
B
C
D

Slide 14 - Quiz

Kw = [H3O+] * [OH-]
[OH-] = Kw : [H3O+]
[OH-] = (1,0 * 10-14) : (1,7 * 10-6) = 5,9 * 10-9 mol/L

Zuurgraad (pH) berekenen
Wanneer de concentratie van een zuur of base bekend is, kun je de pH berekenen.


Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Slide 16 - Question ouverte

0,030 mol/L HCl = 0,030 mol/L H3O+
pH = -log[H3O+] = -log (0,030) = 1,5

Zuurgraad (pH) berekenen
  • Er bestaan ook zuren waarbij 2 of meer H3O+-ionen ontstaan per opgelost molecuul.
  • Zwavelzuur (H2SO4)







  • Zwakke zuren/basen splitsen niet volledig. pH berekening is ingewikkelder.


Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

pH berekenen a.h.v. de pOH
  • pOH = - log [OH-]                                                                    (we gebruiken liever de pH)

  • Als de pH van een basische oplossing wilt berekenen, dan bereken je eerst de pOH.



Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Slide 19 - Question ouverte

[NaOH] = [OH-] --> 0,060 mol/L NaOH = 0,060 mol/L OH-

pOH = -log[OH-] = -log(0,060) = 1,22

pH = 14,00 - 1,22 = 12,78

Slide 20 - Question ouverte

10 g : 98,08 g/mol = 0,10 mol : 1L = 0,10 mol/L H2SO4

0,10 mol/L * 2 = 0,20 mol/L H3O+

-log[H3O+] = -log(0,20 mol/L) = 0,7

Slide 21 - Question ouverte

Molverhouding Ca(OH)2 : OH- = 1 : 2
0,220 mol/L Ca(OH)2 = 0,220 * 2 = 0,440 mol/L OH-

pOH = -log[OH] = -log(0,440) = 0,36

pH = pKw - pOH = 14,00 - 0,36 = 14 - 0,36 = 13,64
[H3O+] of [OH-] berekenen 

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Slide 23 - Question ouverte

kw = [H3O+] * [OH-] --> [OH-] = Kw : [H3O+]
[H3O+] = 10-pH --> 10-12,1 = 7,94 * 10-13 mol/L H3O+
[OH-] = Kw : [H3O+] = (1,0 * 10-14) : (7,94 * 10-13) = 0,0126 mol/L OH-


Slide 24 - Question ouverte

[H3O+] = 10-pH = 10-1,1 = 0,0794 mol/L H3O+


Voorbeeld
  • Oplossing van 0,5 L H2SO4 met een molariteit van 2,5 mol/L verdunnen tot 5,0 L

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Slide 26 - Question ouverte

V1 * c1 = V2 * c2
V1 = 0,3 L
c1 = 0,20 mol/L OH-
V2 = 5,0 L
c2 = ?
V1 * c1 = V2 * c2 --> c2 = (V1 * c1) : V2 = (0,3 L * 0,20 mol/L) * 5,0 L = 0,012 mol/L OH-

Hoe kun je een oplossing neutraliseren?
  • In een neutrale oplossing zitten evenveel H3O+-ionen als OH--ionen
  • In een basische oplossing zitten minder H3O+-ionen als OH--ionen
  • In een zure oplossing zitten meer H3O+-ionen als OH--ionen.

  • Om een zure/base oplossing te neutraliseren moet het te kort aan H3O+/OH- aanvullen
  • De ionreactie tussen H3O+ en OH- noem je de neutralisatie reactie.
  • Als je een sterk zuur met een sterke base neutraliseert en omgekeerd, dan is de pH na neutralisatie altijd 7.

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe kun je een oplossing neutraliseren?

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeeld
We willen 1,50 l zwavelzuuroplossing met een molariteit van 0,50 mol/l neutraliseren met een NaOH-oplossing. Hoeveel NaOH oplossing met een concentratie van 2,0 mol/L moet je toevoegen?

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


A
V = 7,7 mL
B
V = 13 mL
C
V = 77 mL
D
V = 130 mL

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


A
B
C
D

Slide 31 - Quiz

Molverhouding H2SO4 : H3O+ = 1 : 2
0,05 mol / 20 L = 0,0025 mol/L H2SO4 x 2 = 0,0050 mol/L H3O+
pH = -log[H3O+] = -log(0,0050) = 2,3


A
B
C
D

Slide 32 - Quiz

0,400 g : 74,09 g/mol = 0,0054 mol : 0,25 L = 0,022 mol/L Ca(OH)2 x 2 = 0,043 mol/L OH-
pOH = -log(0,043 mol/L) = 1,36
pH = pKw - pOH = 14,0 - 1,36 = 12,64


A
B
C
D

Slide 33 - Quiz

pKw = pH + pOH  pOH =pKw - pH = 14,00 - 13,2 = 0,8
[OH-] = 10-pOH = 10-0,8 = 0,158 mol/L OH-


A
B
C
D

Slide 34 - Quiz

[H3O+] = 10-pH = 10-4,0 = 0,001 mol/L H3O+ = 1,0 * 10-4 mol/L H3O+



A
B
C
D

Slide 35 - Quiz

V1 *c1 = V2 * c2
V1 = 60 mL : 1000 = 0,06 L
c1 = 6,5 * 10-5 mol/L
V2 = 95 mL : 1000 = 0,095 L
c2 = ?

V1 *c1 = V2 * c2  c2 = (V1 * c1) : V2 = (0,06 L * 6,5 * 10-5 mol/L) : 0,095 L = 4,11 * 10-5 mol/L H3O+
pH = -log[H3O+] = -log(4,11 * 10-5) = 4,39

Zelfstudie
  • Zelftoets Hst. 2 (blz 48)

  • Oefentoets komt later deze week op MS-Teams.

  • Vragen?


Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions