Blok 5 - les 1 - werkwoorden TT

De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
ik-vorm
hij-vorm
(de ander)
wij-vorm
(meer)
belanden
klets
beloof
kletsen
merken
belooft
merk
belandt
merkt
beland
kletst
beloven
1 / 23
suivant
Slide 1: Question de remorquage
SpellingBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 156 min

Éléments de cette leçon

De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
ik-vorm
hij-vorm
(de ander)
wij-vorm
(meer)
belanden
klets
beloof
kletsen
merken
belooft
merk
belandt
merkt
beland
kletst
beloven

Slide 1 - Question de remorquage

lesdoel
Aan het einde van de les kan ik de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd op de juiste wijze spellen.

Slide 2 - Diapositive

De persoonsvorm (pv) is altijd een werkwoord!




Cato bakt een brood.

De persoonsvorm (pv) zegt wat er wordt gedaan.


Slide 3 - Diapositive

Hoe vind ik de persoonsvorm?
DE VRAAGPROEF!!!!
Cato bakt een brood.
Maak een vraag van de zin.
Bakt Cato een brood?
Het woord dat vooraan staat is de persoonsvorm (pv)

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Een meester maakte deze verjaardagsmuts
  • Welke fout staat er op de muts?

Slide 6 - Diapositive

Persoonsvorm TT
  • We gaan de persoonsvorm tegenwoordige tijd spellen
  • Daarvoor zoek je eerst de stam van het woord
  • Dat is het hele werkwoord zonder -en 
  • De stam van worden is dus 'word', de stam van wandelen is dus 'wandel'

Slide 7 - Diapositive

werkwoord: zweven
Hij ...... door de lucht.

Slide 8 - Question ouverte

werkwoord: branden
Mijn vader ...... zijn vinger.

Slide 9 - Question ouverte

werkwoord: spatten
Er .... water op de vloer.

Slide 10 - Question ouverte

Persoonsvorm TT
  • De persoonsvorm TT spel je door een -t achter de stam te plakken
  • Bij worden is dat dus 'wordt', bij wandelen 'wandelt'
  • Let wel op de uitzonderingen!
  • Bij 'ik' in de zin, schrijf je alleen de stam 
  • Bij 'jij' achter het werkwoord schrijf je alleen de stam (vraagzin)
  • Bij 'je' waar je jij van kan maken achter het werkwoord schrijf je alleen de stam

Slide 11 - Diapositive

Voorbeelden
  • Ik word daar zo moe van.
  • Jij wordt daar zo moe van.
  • Word jij daar zo moe van?
  • Word je daar zo moe van?
  • Wordt je zus daar zo moe van?

Slide 12 - Diapositive

werkwoord: vinden
Ik ... dat jij je niet zo moet aanstellen.

Slide 13 - Question ouverte

werkwoord: worden
 ... mijn opa daar vrolijk van?

Slide 14 - Question ouverte

werkwoord: bieden
 ... jij hem wat te drinken aan?

Slide 15 - Question ouverte

werkwoord: bieden
 ... jouw zus hem wat te drinken aan?

Slide 16 - Question ouverte

Post NL (verzorgen) de bezorging van het pakketje wel.
A
Verzorgt
B
Verzorgd
C
Verzorgdt
D
Verzorgen

Slide 17 - Quiz

Hij (giechelen) al de hele les.
A
Giechelt
B
Giecheld
C
Giecheldt
D
Giechelen

Slide 18 - Quiz

(Vinden) u ook dat Yuri mee had gemoeten?
A
Vint
B
Vind
C
Vindt
D
Vinden

Slide 19 - Quiz

Ik (worden) hier niet goed van!
A
Wort
B
Word
C
Wordt
D
Worden

Slide 20 - Quiz

Het (gebeuren) te vaak dat ik mijn huiswerk vergeet.
A
Gebeurt
B
Gebeurd
C
Gebeurdt
D
Gebeuren

Slide 21 - Quiz

lesdoel
Blok 5 - les 1
bladzijde 8

Opgave 1 doen we samen.


Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Lien