Zugspitze, Schritt 14 en 15, Periode 2, les 6

• Duits
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 1,2

Willkommen, heute ist Freitag

der 23. Februar 2024

Lernziel(e)

1. Kun je de bezittelijke voornaamwoorden in de 1e en de 4e naamval invullen. 

Formatieve woordjestoets

Let op : hiermee kun je 4 bonuspunten voor de volgende toets verdienen als je punt boven de 7 is. 

Programma:

* uitleg nieuwe grammatica

* Huiswerk nakijken  

* zelfstandig werken

Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?

Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?

Herhaling

Welk geslachtsregels ken je nog?
Schrijf het lidwoord erbij.

Het lidwoord ' der ' gebruik je voor zelfstandig naamwoorden die zijn:

1. vrouwelijk
2. onzijdig
3. meervoud
4. mannelijk

Noem een woord waar je
"der" voor kunt zetten.

Wat zet je voor Lehrerin?

1. die
2. das
3. der

Wat zet je voor Kuh?

1. der
2. die
3. das

Wat zet je voor Schwester?

1. das
2. die
3. der

Wat zet je voor Anfang?

1. die
2. das
3. der

Wat zet je voor Kinder?

1. der
2. die
3. das

Welk lidwoord krijgt Mannschaft?

1. der
2. die
3. das

Regels voor het bepalen van het lidwoord

Het mannelijk zelfst. naamwoord

1. Mannelijke personen ( der Bruder, der Vater)

2. Mannelijke dieren (der Kater, der Stier)

3. Dagen van de week (der Montag)

4. Maanden (der November)

5. Windrichtingen (der Norden)

6. Seizoenen (der Winter)

7. Meeste stammen van werkwoorden (der Besuch, der Start)

Het vrouwelijk zelfst. naamwoord

1. Vrouwelijke personen ( die Schwester, die Mutter)

2. Vrouwelijke dieren (die Katze, die Kuh)

3. Zaaknamen die eindigen op een -e ( die Schule, die Lampe)

4. Woorden die eindigen op - ei, – heit, -keit, -schaft, ung, -ion, 

(die Einheit, die Möglichkeit, die Mannschaft, die Umgebung,  die Präsentation, , die Universität, die Polizei, )

Het onzijdig zelfst. naamwoord

1. De het-woorden ( das Haus, das Buch)

2. De verkleinwoorden -chen, -lein (das Mädchen, das Büchlein)

Grammatica Schritt 14

Bezittelijk voornaamwoord in de 4e naamval

Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan dat iets van jou is:

Dat is jouw huis

Dat is mijn vader

Dat is jullie auto

In het lijdend voorwerp krijgt het bezittelijk voornaamwoord alleen bij mannelijke woorden een andere vorm->

mein wordt meinen

Dit zijn ze:

Huiswerk zelf nakijken

1. Maak van Schritt 14 Aufgabe 3, 4, 6, 7, 9

2. Maak van Schritt 15 Aufgabe 1, 3, 4, 9, 10 

3. Maak van Schritt 16,  Aufgabe 1,3,4 en 7 

3. Oefen in Study-go de woorden van Schritt 9 en Schritt 12

4. Leer de regels van het geslacht van een zelfstandig naamwoord.

Zelfstandig aan het werk

1. Maak van Schritt 17, Aufgabe 1, 3, 4, 5, 

2. Oefen in Study-go de woorden van Schritt 9 - 17

3. Leer de uitleg over het bezittelijk voornaamwoord.

De Hij-Hem regel

Kun je het woord (inclusief lidwoord) vervangen door HIJ dan krijg je de 1e naamval. 

Kun je het woord (inclusief lidwoord) vervangen door HEM dan krijg je de 4e naamval.

Nu eens zelf proberen

1. Ich kenne ________ Mann (m).
2. Das ist ____________ Mädchen (o).
3.  ___________Onkel (m) arbeitet bei der Bank.
   
4. Wir sehen __________ Hunde (mv).
5. Das ist ___________  Dame (v).

Hausaufgaben

1. Maak van Schritt 15, Aufgabe 1, 3, 4, 5

2. Oefen in Study-go de woorden van Schritt 9 en Schritt 12

Kijk nu terug naar de lesdoelen:

Kun je het lijdend voorwerp herkennen en de juiste vorm hiervan invullen in opdrachten

Kun je de geslachtsregels herkennen en het juiste lidwoord in de zin invullen.

Ben je goed voorbereid voor de toets van Kapitel 6?

010