Les 61 en 62 Aanwijzend voornaamwoord en betrekkelijk voornaamwoord

Herhalen
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord
Betrekkelijk voornaamwoord
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Herhalen
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord
Betrekkelijk voornaamwoord

Slide 1 - Diapositive

Aanwijzend voornaamwoord
--> Staat direct vóór het zelfstandig naamwoord waar het naar verwijst!

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Noteer van de volgende zinnen de aanwijzende voornaamwoorden en de woorden waarnaar het aanwijzend voornaamwoord verwijst.


In de vakantie gaan we weer naar die leuke camping.

Slide 5 - Diapositive

Noteer van de volgende zinnen de aanwijzende voornaamwoorden en de woorden waarnaar het aanwijzend voornaamwoord verwijst.

 Deze schoenen lopen veel beter dan mijn oude gympen.

Slide 6 - Diapositive

Noteer van de volgende zinnen de aanwijzende voornaamwoorden en de woorden waarnaar het aanwijzend voornaamwoord verwijst.

Toevallig hebben mijn vriendin en ik vandaag dezelfde trui aan.

Slide 7 - Diapositive

Vul in de zinnen een passend aanwijzend voornaamwoord in.

NPO zendt iedere week …… interessante documentaire uit.

Slide 8 - Diapositive

Vul in de zinnen een passend aanwijzend voornaamwoord in.


 Niemand had …... uitslag verwacht voor ze begonnen aan de
wedstrijd. 

Slide 9 - Diapositive

Betrekkelijk voornaamwoord
--> Staat achter het woord waarnaar het verwijst (= antecedent). Het antecedent kan ook een hele zin zijn!

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

De en die
Die verwijst naar de-woorden en meervoudsvormen
De konijntjes die zijn geboren, leven gelukkig nog steeds.
De kat die we thuis hebben vindt het nestje ook erg interessant.

Dat verwijst naar het-woorden en naar een hele voorgaande zin.
Het moederkonijn dat de jonkies voedt, krijgt nu extra veel voer.
Ze heeft drie kleintjes. Dat vind ik heel erg leuk.

Slide 12 - Diapositive

Antecedent
Het antecedent is het woord, het zinsdeel of de zin waar het betrekkelijk voornaamwoord naar verwijst.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Wat
Wat verwijst naar onbepaalde woorden overtreffende trappen en hele zinnen.

Alles wat ik doe is verkeerd!
Ik vind dit het mooiste wat ik ooit heb gezien.
Sjors wil voetballen, wat ik geen goed idee vind.

Slide 15 - Diapositive

Ingesloten antecedent
Soms staat het antecedent niet in de voorgaande zin, maar zit het 'ingesloten' in het betrekkelijk voornaamwoord zelf.

Wat je zegt, ben je zelf! (datgene wat)
Wie niet weg is, is gezien! (degene die)

Slide 16 - Diapositive

Noteer alle betrekkelijke voornaamwoorden uit de volgende zinnen.

De schriftelijke overhoring die we gisteren kregen, was onverwacht.

Slide 17 - Diapositive

Noteer alle betrekkelijke voornaamwoorden uit de volgende zinnen.

De school bleef dicht vanwege de sneeuwval, wat iedereen erg leuk vond.

Slide 18 - Diapositive

Noteer alle betrekkelijke voornaamwoorden uit de volgende zinnen en
geef ook aan wat het antecedent is.

De wekker die ik gekocht heb gaat altijd te vroeg.

Slide 19 - Diapositive

Noteer alle betrekkelijke voornaamwoorden uit de volgende zinnen en
geef ook aan wat het antecedent is.

De zangeres die ‘Bad Guy’ zong won op haar achttiende al een Grammy, iets wat ze nooit had verwacht.

Slide 20 - Diapositive

Noteer alle betrekkelijke voornaamwoorden uit de volgende zinnen en
geef ook aan wat het antecedent is.


Wat is het gekste wat je ooit hebt gedaan?

Slide 21 - Diapositive

Noteer alle betrekkelijke voornaamwoorden uit de volgende zinnen en
geef ook aan wat het antecedent is.

Wie het weet, mag de vraag beantwoorden.

Slide 22 - Diapositive

Vul in de zinnen een passend betrekkelijk voornaamwoord in. 

Het souvenirtje ….….. we gekocht hadden, was tijdens de reis kapot gegaan.

Slide 23 - Diapositive

Vul in de zinnen een passend betrekkelijk voornaamwoord in. 


Dat is het grappigste………… ik in lange tijd gehoord heb.

Slide 24 - Diapositive

Vul in de zinnen een passend betrekkelijk voornaamwoord in. 

De trein ………… al tien minuten vertraging had, reed vervolgens ook niet meer verder. 

Slide 25 - Diapositive