Bijles 2 werkwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

3hv werkwoordspelling bijles 2

Wat klopt er niet?

Je moet dus altijd nadenken over:

1. Welke vorm het woord heeft in de zin.
    Want dan weet je welke regels je moet volgen.

2. Hoe je het hele werkwoord schrijft.
    Want dan kan je de ik-vorm of de stam bepalen.

Hoe ziet deze bijles eruit?

1. Terugblik werkwoordschema.
   Was dit duidelijk, liep je ergens tegenaan?
2. Samen de gemaakte opdrachten nakijken.
3. Nieuwe opdracht maken 
4. Nieuwe opdracht nakijken/ vragen stellen

• Gebruik deze bijles vooral om je vragen te stellen!!

Waar liep je tegenaan bij gebruik van het schema?

Samen de gemaakte opdrachten nakijken:

1. Maak een groepje van 3 of 4
2. Vergelijk je antwoorden van
   vraag 11 t/m 25. 
3. Is het antwoord verschillend?
   Probeer er samen uit te komen wat
   het moet zijn. Zorg dat iedereen
   overtuigd is van hetzelfde antwoord.
4. Straks bespreken we het met de hele
   groep.

Antwoorden 1 t/m 10
(vorige les samen gemaakt)
1. Bekent (pvtt, ik beken+t)

2. Ontaardde (pvvt, ik ontaard+de) 

3. Verwildert (pvtt, ik verwilder+t)

4. Vervelt (pvtt, ik vervel+t)

5. Bewaard (vd, bewar-, )

6. Ontwrichtte (pvvt, ik ontwricht+te)

7. Verwaarloost (pvtt, ik verwaarloos+t)

8. Meldde (pvvt, ik meld+de) 

9. Verveeld (vd, vervel-)

10. Verwart (pvtt, ik verwar+t)

 

Bespreking vraag 11 t/m 25

• 11. Wendt (Ik wend+t)
  
• 12. Verwaarloosd (vd, verwaarloz-)
  
• 13. Beklaagd (vd, beklag-)
  
• 14. Verwachte (bn, zo kort als mogelijk als het vd eindigt op -t of -d)
  
• 15. Achtte pvvt, (ik acht+te)
  
• 16. Verwijderd (vd)
  
• 17. Opwindt (pvtt, ik wind=t)
  
• 18. Spoedde (pvvt, ik spoed+de)

Bespreking vraag 11 t/m 25

• 19. Vertoont (pvtt, ik vertoon+t)
• 20. Voedt (pvtt, ik voed+t)
• 21. Rustte (pvvt, ik rust+te)
• 22. Geloofd (vd, gelov-)
• 23. Verpandt (pvtt, ik verpand+t)
• 24. Overrompeld (vd, overrompel-)
• 25. Minachtte (pvvt, ik minacht+te)

Nieuwe opdracht:

1. De radio bij de buren staat zo hard dat hij alles … (overstemmen).

2. De pijnstiller die hij kreeg … (verlichten) zijn kramp behoorlijk.

3. Het kleine dappere volk werd door een overmacht … (overweldigen).

4. Toen hij zich … (aanmelden), kreeg hij de baan direct.

5. De rozen blijven veel mooier als je ze … (vastbinden).

6. … (Branden) je vingers niet aan die kaars!

7. De computer liep vast, maar mijn broer heeft het al … (fixen).

8. Dat hij bij promotie telkens wordt overgeslagen, … (verbitteren) hem.

9. … (worden) je zus gisteren overgeslagen bij het verdelen van de taken?

10. De … (aanmelden) deelnemers, stonden klaar om hun wedstrijdnummer te ontvangen.

Nieuwe opdracht:

1. De radio bij de buren staat zo hard dat hij alles overstemt (overstemmen).

2. De pijnstiller die hij kreeg verlichtte (verlichten) zijn kramp behoorlijk.

3. Het kleine dappere volk werd door een overmacht overweldigd (overweldigen).

4. Toen hij zich aanmeldde (aanmelden), kreeg hij de baan direct.

5. De rozen blijven veel mooier als je ze vastbindt (vastbinden).

6. Brand (Branden) je vingers niet aan die kaars!

7. De computer liep vast, maar mijn broer heeft het al gefixt (fixen).

8. Dat hij bij promotie telkens wordt overgeslagen, verbittert (verbitteren) hem.

9. Werd (worden) je zus gisteren overgeslagen bij het verdelen van de taken?

10. De aangemelde (aanmelden) deelnemers, stonden klaar om hun wedstrijdnummer te ontvangen.

Verder oefenen...

Verder oefenen?
- Uitleg: youtube 'werkwoordspelling de ultieme uitleg' >>>

• - Cambiumned.nl voor oefeningen per onderwerp. (Zoek oefeningen voor 3 havo/vwo.)
• - Gespeld.nl > hier kan je ook oefenen en je inschrijven om elke dag een oefening in je mail te krijgen.

Succes!