Spelling H6 - opdr. 10 en taalvoutjes aan elkaar of los

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Spelling

Hoofdstuk 6

Wat gaan we vandaag doen?

Lesdoel: je weet welke woorden je aan elkaar moet schrijven en je kan de theorie over werkwoordspelling goed toepassen

- Voorbeelden 

- Uitleg theorie

- Opdrachten samenstellingen maken

- Opdr. 9 & 10 Spelling H6 maken

- Proefwerk bespreken in groepen

Aan elkaar of los?

In het Nederlands schrijven we woorden aan elkaar -> samenstellingen

Woorden worden aan elkaar geschreven als het één ding is: politiebureau, laptoptas, eikenprocessierups

Aan elkaar of los? Bagger werkzaam heden

Aan elkaar of los? Buitengebruik

Welk woord is fout
gespeld?

1. filter en pomp
2. afdekzeil
3. op gestaan
4. opgehaald

Wat is de juiste schrijfwijze? Rode bieten plakken

Wat is de juiste schrijfwijze? Zelfopblaas baarmatras

Hoeveel spaties moeten weggehaald en toegevoegd worden?

1. drie weghalen, twee toevoegen
2. vier weghalen, één toevoegen
3. drie weghalen, één toevoegen
4. vier weghalen, twee toevoegen

Wat is de juiste schrijfwijze? Explosieve opruimingsdienst

Welke werkwoordsvormen zijn er?

Noteer de juiste vorm van de werkwoorden tussen haakjes: Hij (vermoeden) dat hij de door hem (uitzoeken) boeken straks binnen een paar uur (verhandelen) op de boekenmarkt.

Noteer de juiste vorm van de werkwoorden tussen haakjes: Het misverstand tussen de altijd (kibbelen) zusjes (ontaarden) zojuist in een felle ruzie.

Noteer de juiste vorm van de werkwoorden tussen haakjes: De voorzitter (bestuderen) op dit moment de stukken nog en de vergadering is daarom een uur (uitstellen).

Opdr. 9 & 10 Spelling H6 maken

• Blz. 253-254
• Noteer ook de werkwoordsvorm!

Opdracht 9

1 filialen, failliet

2 sollicitatiebrief, curriculum vitae

3 restauratie, enigszins

4 congruentie

5 parlementariër, re-integratie, sowieso

6 psycholoog, empathisch, chagrijnig

7 vacature, functie-eisen

8 percentage, ambassadeur, escalatie

9 militairen, nationaliteiten, syndroom

10 arbeidsethos, astronomisch

Opdracht 10

1 pvvt: ontvoerden, bn: bezette, pvvt: had, vd: gewaagd.

2 pvtt: kunnen, inf: genieten, bn: gerenoveerde

3 pvvt: floot, pvvt: spitste, pvvt: draafde, od: kwispelend

4 pvtt: houdt

5 gw: kneed

6 pvtt: strompelt, bn: gekneusde, od: aarzelend

7 pvvt: durfde, inf: rijden

8 pvtt: wordt, vd: gemoderniseerd, vd: opgeknapt

9 pvtt: gebeurt, bn: afgedankte

10 pvtt: cirkelt, bn: ontsnapte, pvvt: vluchtte

Maken oefentoets

Klaar: lessonUp Spelling