les 3, gramm. h2, samentrekking havo 3

Zindelen - samentrekking
GRAMMATICA
1 / 55
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 55 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Zindelen - samentrekking
GRAMMATICA

Slide 1 - Diapositive

Lesplanning

  • Terugblik vorige les
  • Wat weet je al?
  • Instructie
  • Werken
  • Afsluiten

Slide 2 - Diapositive

Schrijf drie dingen op die je
van de vorige les onthouden hebt.

Slide 3 - Carte mentale

Lesdoel

Aan het einde van deze les:

  •  kan ik de samentrekking in een zin herkennen.

(h2, grammatica)



Slide 4 - Diapositive

Waar denk je aan bij het woord
'samentrekking'?
Wat kan dat betekenen binnen
het vak Nederlands?

Slide 5 - Carte mentale

Ela geeft in het sportcentrum zelf streetdancelessen en steplessen.
Welk woord(deel) mag je weglaten?
A
1e lessen
B
2e lessen

Slide 6 - Quiz

Bij die zaak kun je trouwjurken, trouwpakken en trouwaccessoires kopen.
Welk(e) woorddeel( of woorddelen) mag je weglaten?
A
1e trouw
B
2e trouw
C
3e trouw

Slide 7 - Quiz

Welk(e) woord(en) zijn weggelaten?
Carol heeft gisteren deze berg beklommen en Wietze die berg.

Slide 8 - Question ouverte

Welk(e) woord(en) zijn weggelaten?
Leontine heeft meer boeken gekocht dan Patty cd's.

Slide 9 - Question ouverte

Samentrekking
Een goede tekst is zo kort mogelijk. 
Maar wat als je nou echt twee keer hetzelfde woord of hetzelfde zinsdeel wilt gebruiken? Dan gaan we samentrekken.

Samentrekken is weglaten op een manier dat er geen misverstand kan zijn over wat je bedoelt.


Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

In het kort

Slide 12 - Diapositive

Voorwaarden en stappenplan
Voorwaarden
Hetzelfde getal hebben (enkelvoud/meervoud)
Dezelfde betekenis hebben
Dezelfde functie hebben (onderwerp, lijd. vw, meew. vw, enz.

1. vul de weggelaten woorden in;
2. kijk of het voldoet aan de 3 voorwaarden;
zo ja --> zo laten;
zo nee --> de zin aanpassen.


Slide 13 - Diapositive

Werk voor de deze en de volgende les:
Begrijp je de lesstof, dan mag je nu aan het werk gaan.
Dit doe je ALLEEN en IN STILTE --> niet stil is lesboek dicht en luisteren naar de instructie!
Je mag niet overleggen en geen vragen stellen aan elkaar of aan de docent.

Werk:
H2, grammatica, blz. 60/61, startopdracht + opdracht 1 t/m 5
+nakijken en verbeteren met een andere kleur!

Wat niet af is = huiswerk!

Slide 14 - Diapositive

Wat is een samentrekking?
  • Een samentrekking houdt in dat een woorddeel, woord of zinsdeel kan worden weggelaten, omdat het eerder of later in de zin genoemd wordt. Door het identieke woord, (-deel) of de identieke zinsdelen weg te laten kun je korter formuleren en dat is efficiënter.  

Jan at een appel en Piet at een peer. 
Jan at een appel en Piet een peer. 

Slide 15 - Diapositive

Welk deel van het woord mag je weglaten?

Damesschoenen en herenschoenen

Slide 16 - Question ouverte

Typen samentrekkingen
Voorwaartse samentrekking: het gemeenschappelijke deel wordt vooraan benoemd en achterin weggelaten.
>>Hij houdt wel van appeltaart, maar [..] niet van chocoladecake

Achterwaartse samentrekking: het gemeenschappelijke deel wordt achteraan in de samentrekking benoemd en voorin weggelaten.
>>in voor- en tegenspoed

Slide 17 - Diapositive

Welk deel van het woord mag je weglaten?

kleine landen en grote landen

Slide 18 - Question ouverte

Niveaus van samentrekking - woordniveau
voor- en tegenstanders, in- en uitvoer, knutsel- en tekenspullen, koffiekopjes en -schoteltjes, voetbaltrainers en -spelers
Het streepje is een weglatingsteken: het vervangt een deel van een samenstelling.

In deze voorbeelden zie je dat het streepje (-) een deel van het soortgelijke woord vervangt. 

Het kan zelfs als een van de twee woorden geen samenstelling is: basisonderwijs en voortgezet onderwijs kun je vervangen door basis- en voortgezet onderwijs. 
--> Niet door *voortgezet- en basisonderwijs, want voortgezet onderwijs bestaat uit twee woorden; het streepje (-) vervangt een deel van een woord.

Slide 19 - Diapositive

Niveaus van samentrekking - woordniveau
Woordniveau: een woorddeel wordt weggelaten en op de plek van het weggelaten woorddeel wordt een weglatingsstreepje genoteerd: 
>> voorwaarts: bakkersbollen en -speculaas 
Het gemeenschappelijke deel wordt vooraan benoemd en achterin weggelaten.
>> achterwaarts: voor- en achteruitgang 
Het gemeenschappelijke deel wordt achterin de samentrekking benoemd en voorin weggelaten.

Slide 20 - Diapositive

Niveaus van samentrekking - woordgroepniveau
Woordgroepniveau: binnen een woordgroep worden één of meer woorden weggelaten:

>> voorwaarts: gescheiden mannen en vrouwen
(het VOORSTE woord wordt benoemd)
>> achterwaarts: grote en middelgrote steden
(het ACHTERSTE woord wordt benoemd)

Slide 21 - Diapositive

Niveaus van samentrekking - zinsniveau
Je kunt in samengestelde zinnen ook vaak een of meerdere zinsdelen weglaten. 
Je doet ook dit weer om je tekst zo kort en helder mogelijk te maken. 

Wil je dat deze zinnen goed lopen, dan zorg je ervoor dat het samengetrokken deel in beide delen dezelfde vorm, betekenis, functie en plaats zou hebben.

Voorbeeld:
Hij liep weg, pakte zijn jas en deed het licht uit.
Hij kan steeds onderwerp zijn (functie) en voor de persoonsvorm geplaatst worden.

Ans eet graag boerenkool en ik pizza.
'eet' (functie:pv) en 'graag' (functie: bwb) kunnen na het onderwerp in dezelfde volgorde geplaatst worden.

Slide 22 - Diapositive

Niveaus van samentrekking - zinsniveau
Zinsniveau: één of meer zinsdelen (ow, wg, lv, mv, bwb etc.) die twee keer voorkomen, worden weggelaten.

>> (voorwaarts) Mees gaat op de fiets en Joia [...] op de scooter.
>> (achterwaarts) Wij werken [...] en onze kinderen studeren elke dag van de week.

Slide 23 - Diapositive

De samentrekking wringt:
Als de vorm niet klopt
*Gisteren heeft hij gewonnen en morgen zal hij weer.
De vorm die je zou willen invullen is 'winnen' niet 'gewonnen'.

Als de betekenis niet klopt
*Ik liet mijn hond uit en mijn oma binnen.
Uitlaten en binnenlaten zijn twee verschillende betekenissen.

Als de functie niet klopt
*Hij is ziek en toch gaan werken.
'is' = in deel 1 koppelwerkwoord van een naamwoordelijk gezegde (is ziek) en zou in deel 2 hulpwerkwoord in een werkwoordelijk gezegde zijn (is gaan werken).
Zie je de functiefout in het krantenknipsel?


Bij samentrekking sluipen er gemakkelijk foutjes in de zin als je niet meer denkt aan andere taalregels en -afspraken of als je niet goed oplet wat je nu precies opschrijft (mondeling ervaren we onderstaande voorbeelden vaak niet als fout).

Slide 24 - Diapositive

Belangrijk!
Blijf nadenken!

Bij samentrekking sluipen er gemakkelijk foutjes in de zin als je niet meer denkt aan andere taalregels en -afspraken of als je niet goed oplet wat je nu precies opschrijft (mondeling ervaren we onderstaande voorbeelden vaak niet als fout).

Slide 25 - Diapositive

Woordvolgorde
Hoort deze inversie (omdraaiing van onderwerp en persoonsvorm) ook bij de bepaling?
*Op 14 maart begint de proefwerkweek en studeren we tot het einde van het schooljaar voor een prima resultaat.
Op 14 maart begint de proefwerkweek en we studeren tot het einde van het schooljaar voor een prima resultaat.

Zet bij elkaar wat bij elkaar hoort.
- Geloof jij dat als je je laat vaccineren dat je dan geen kinderen meer kunt krijgen? (minder vloeiend: dat/als-constructie)
  Geloof jij dat je geen kinderen meer kunt krijgen als je je laat vaccineren?

- De coördinator heeft de uitslagen meteen aan de leerlingen die natuurlijk enorm benieuwd waren doorgegeven. ("tangconstructie")
  De coördinator heeft de uitslagen meteen doorgegeven aan de leerlingen die natuurlijk enorm benieuwd waren.

Slide 26 - Diapositive

Je kunt ook te veel weglaten
Een grote groep mensen verzekeren is altijd goedkoper dan een kleine groep.
--> Beter: Een grote groep mensen verzekeren is altijd goedkoper dan een kleine groep verzekeren. 
Een kleine groep kan namelijk best goedkoop zijn in andere gevallen.

*De zeespiegel aan de Nederlandse kust stijgt al jaren sneller dan de rest van de wereld.
--> Beter: De zeespiegel aan de Nederlandse kust stijgt al jaren sneller dan IN de rest van de wereld.

Gebruik een verwijswoord als een herhaald zinsdeel in het tweede deel een andere functie heeft/een ander zinsdeel is:
*We dachten dat de bus al vertrokken was, maar kwam gelukkig nog. 
We dachten dat de bus al vertrokken was, maar hij kwam gelukkig nog. --> bus = lv-zin, hij (de bus) = o

Slide 27 - Diapositive

Denk na over je komma's
De coördinator heeft de uitslagen meteen doorgegeven aan de leerlingen, de leerlingen waren enorm benieuwd. 

De coördinator heeft de uitslagen meteen doorgegeven aan de leerlingen die enorm benieuwd waren. 
--> Nu krijgen alleen de leerlingen die enorm benieuwd waren de uitslag, je noemt dit dan ook een beperkende bijzin.

De coördinator heeft de uitslagen meteen doorgegeven aan de leerlingen, die enorm benieuwd waren. 
--> Nu krijgen alle leerlingen de uitslag. Deze bijzin geeft extra informatie over de leerlingen; je noemt deze daarom een uitbreidende bijzin.

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Vidéo

Voorwaarden en stappenplan
Voorwaarden
Hetzelfde getal hebben (enkelvoud/meervoud)
Dezelfde betekenis hebben
Dezelfde functie hebben (onderwerp, lijd. vw, meew. vw, enz.

1. vul de weggelaten woorden in;
2. kijk of het voldoet aan de 3 voorwaarden;
zo ja --> zo laten;
zo nee --> de zin aanpassen.


Slide 30 - Diapositive

Werk voor de deze en de volgende les:
H2, grammatica, blz. 60/61, startopdracht + opdracht 1 t/m 5
+nakijken en verbeteren met een andere kleur!


Wat niet af is = huiswerk!
timer
15:00

Slide 31 - Diapositive

Ik weet wat een samentrekking is en kan deze herkennen en gebruiken in zinnen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Sondage

Wat mag hier worden samengetrokken?
>> Op de camping haal ik altijd verse soep en verse broodjes.

Slide 33 - Question ouverte

Wat mag hier worden samengetrokken?
>>slimme leerlingen en bijzonder slimme leerlingen

Slide 34 - Question ouverte

Wat mag hier worden samengetrokken?
>> succesvolle modellen en minder succesvolle modellen

Slide 35 - Question ouverte

De Eerste Kamer heeft de wet aangenomen en geldt vanaf 1 januari.
A
Goede samentrekking
B
Foutieve samentrekking

Slide 36 - Quiz

De cadeautjes stonden onder de trap en werden later uitgepakt.
A
Goede samentrekking
B
Foutieve samentrekking

Slide 37 - Quiz

Zijn broek kostte tachtig euro, maar vind ik niet mooi.'
A
Goede samentrekking
B
Foutieve samentrekking

Slide 38 - Quiz

Wat zijn de 3 regels voor de samentrekking?

Slide 39 - Question ouverte

Foutieve samentrekking
Samentrekking (weglating) mag alleen als de woorden die je weglaat in beide zinnen: 

1. Bij zinsontleding hetzelfde zinsdeel zijn (onderwerp, lijdend voorwerp etc.) 

De spelcomputer was afgeprijsd en heb ik toen gekocht.
Weggelaten: de spelcomputer

Eerste deel: spelcomputer = onderwerp
Tweede deel: spelcomputer = lijdend voorwerp     -> dus: foutieve samentrekking!

Verbetering: De spelcomputer was afgeprijsd en die heb ik toen gekocht.

Slide 40 - Diapositive

Foutieve samentrekking
Samentrekking (weglating) mag alleen als de woorden die je weglaat in beide zinnen: 

2. Bij woordsoortbenoeming dezelfde woordsoort zijn (bv. kww / hww / bw etc.)

Stefan heeft griep en daardoor het schoolfeest gemist.
Weggelaten: Stefan, heeft

Eerste deel: Stefan = znw / heeft = kww
Tweede deel: Stefan = znw  / heeft = hww  -> dus: foutieve samentrekking!

Verbetering: Stefan heeft griep en heeft daardoor het schoolfeest gemist.

Slide 41 - Diapositive

Foutieve samentrekking
Samentrekking (weglating) mag alleen als de woorden die je weglaat in beide zinnen: 

3. Dezelfde betekenis hebben.

Mijn oma schonk thee in en daarna aandacht aan ons cadeau.
Weggelaten: mijn oma, schonk

Mijn oma -> in beide delen dezelfde betekenis, mag je dus weglaten in het tweede deel.
Schonk -> NIET dezelfde betekenis (inschenken, aandacht schenken)-> foutieve samentrekking!

Verbetering: Mijn oma schonk thee in en schonk daarna aandacht aan ons cadeau.

Slide 42 - Diapositive

Woorden weglaten mag als...
- Ze dezelfde functie hebben

- Ze dezelfde betekenis hebben

- Ze hetzelfde getal hebben

Slide 43 - Diapositive

Is de volgende zin een samentrekking?
'Marc zit op voetbal en Faisal ook.'
A
Ja
B
Nee

Slide 44 - Quiz

Hij werd niet goed en werd naar huis gebracht.
A
goede samentrekking
B
foutieve samentrekking

Slide 45 - Quiz

Is de samentrekking juist of onjuist?

Alice maakte de bedden op en daarna het ontbijt klaar.
A
juist
B
onjuist

Slide 46 - Quiz

Welke foutieve samentrekking?
''Zijn broek kostte tachtig euro, maar vind ik niet mooi.''
A
Verschil in grammaticale functie
B
Verschil in getal
C
Verschil in betekenis

Slide 47 - Quiz

Is de samentrekking juist of onjuist?

Het huiswerk was niet moeilijk en heb ik onder de les al afgemaakt.
A
juist
B
onjuist

Slide 48 - Quiz

Verbeter de onderstaande foutieve samentrekking:
Het lukte haar niet de beste te blijven en begon nerveus te worden.

Slide 49 - Question ouverte

Verbeter de onderstaande foutieve samentrekking:
Dat boek vond ik niet te duur en leek mij heel spannend.

Slide 50 - Question ouverte

Welke woorden of woorddelen kun je samentrekken?
Schrijf de hele zin op met de samentrekking.

De ouders van Bilal zijn aardige mensen en zijn behulpzame mensen

Slide 51 - Question ouverte

Trix is moe en ziek gemeld door haar moeder.
























De juf wordt toegezongen door alle leerlingen en de lokalen versierd.

A
de samentrekking is goed
B
het is niet dezelfde functie (pv, ow, lv)
C
het is niet dezelfde betekenis
D
het is niet hetzelfde getal (mv, ev)

Slide 52 - Quiz

Liesbeth is keeper en veel te vinden op het trainingsveld.
























De juf wordt toegezongen door alle leerlingen en de lokalen versierd.

Wij bieden u een baan aan en hopen u volgende week te zien.


A
de samentrekking is goed
B
het is niet dezelfde functie
C
het is niet dezelfde betekenis
D
het is niet hetzelfde getal

Slide 53 - Quiz

Veel sporters vonden het benauwd in de sporthal en wilden enkele deuren openzetten.
























De juf wordt toegezongen door alle leerlingen en de lokalen versierd.



A
de samentrekking is goed
B
het is niet dezelfde functie
C
het is niet dezelfde betekenis
D
het is niet hetzelfde getal

Slide 54 - Quiz

De bouwvakker draait de panelen om en de moeren aan.
























De juf wordt toegezongen door alle leerlingen en de lokalen versierd.

A
de samentrekking is goed
B
het is niet dezelfde functie
C
het is niet dezelfde betekenis
D
het is niet hetzelfde getal

Slide 55 - Quiz