22/23 GL 13 Les 58/59 uitleg beweringsvraag, signaalwoorden examenjargon bespreken

3. Februar
1. Bespreken signaalwoorden
2. Uitleg beweringsvraag
3. woordjes + signaalwoorden herhalen
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

3. Februar
1. Bespreken signaalwoorden
2. Uitleg beweringsvraag
3. woordjes + signaalwoorden herhalen

Slide 1 - Diapositive

Signaalwoorden
Wat zijn signaalwoorden?
Noem 3 voorbeelden in het Duits

Examenwoorden blz. 7 t/m 9 opdr. 16,17,18 en 19
Examenwoorden blz. 17 opdr. 33,34,35
Examenwoorden. blz. 20 Tabel + opdr.39

Slide 2 - Diapositive

Signaalwoord
Absatz

langweilig

aber

trotzdem
Grund

Zum Beispiel
weil
denn
Warum
Auch
nur

Slide 3 - Question de remorquage

Theorie beweringsvraag
  • Vraag waarbij je bij een aantal stellingen/beweringen juist of onjuist moet aangeven.
  • Wordt vaak gesteld bij een kortere tekst 
  • Puntentelling is zwaar oneerlijk
  • Versterkende woorden zijn belangrijk

Slide 4 - Diapositive

beweringsvraag- versterkende woorden. Woorden zoals:
nur
immer
nie
alle
ganze
vor allem
jeder Tag, jede Woche, jedes Jahr

  • Belangrijk betekenis verschil
  • Het maakt de zin helemaal goed of helemaal fout.
  • Ze worden in gezet om een goed antwoord fout te maken
  • Een bewering met zo'n woord er in is eigenlijk altijd fout!

Slide 5 - Diapositive

Bewering logica
Alles in de bewering moet juist zijn:
Voorbeeld 1 Fred houdt van voetbal en Annika danst graag.
Voorbeeld 2 Op dinsdag gaat Fred naar training en op woensdag heeft hij rust.

Slide 6 - Diapositive

Let op
De hele bewering moet kloppen!
Jan gaat altijd op maandag met de auto naar zijn werk.

Jan gaat op maandag met de auto naar school en Anja met de fiets.

Slide 7 - Diapositive

Stappenplan
1. lees de hele tekst of alinea waarover de vraag gaat globaal door.
2. ga per bewering op zoek naar de passage waar het antwoord staat.
3. lees deze heel goed en ga na of de bewering wel of niet klopt.


Slide 8 - Diapositive

Aan de slag  (25 min)
Gezamenlijk: Tekst 8 Espresso-express rollt durch die City. Vraag 25
Aan de slag met boek 
blz. 101 t/m 106 opdr.21 t/m 25 lees echt alles dus a, b,c inclusief de tips

  • In stilte met oortje
  • In fluisterstand met tweetal --> zelf kiezen
  • Daarna wissel van tweetal en vergelijk met elkaar de antwoorden.
  • Overlegtafel als het nodig is. Mag je ook komen als je antwoorden wil, dan hoor je alleen of het goed is of fout.
MARKEREN IN DE TEKST!!

Slide 9 - Diapositive

Bespreken
antwoorden van 21, 24 en 25

Slide 10 - Diapositive

Signaalwoorden

Slide 11 - Diapositive