23/24 GL 4 maart uitleg beweringsvraag, signaalwoorden uitleg woordjes pta

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 4

4. März

1. Uitleg beweringsvraag

2. aan de slag in verschillende groepen en op verschillende manieren

3. woordjes PTA + signaalwoorden herhalen

Theorie beweringsvraag

• Vraag waarbij je bij een aantal stellingen/beweringen juist of onjuist moet aangeven.
• Wordt vaak gesteld bij een kortere tekst 
• Puntentelling is zwaar oneerlijk
• Versterkende woorden zijn belangrijk

beweringsvraag- versterkende woorden. Woorden zoals:

nur

immer

nie

alle

ganze

vor allem

jeder Tag, jede Woche, jedes Jahr

• Belangrijk betekenis verschil
• Het maakt de zin helemaal goed of helemaal fout.
• Ze worden in gezet om een goed antwoord fout te maken
• Een bewering met zo'n woord er in is eigenlijk altijd fout!

Bewering logica

Alles in de bewering moet juist zijn:

Voorbeeld 1 Fred houdt van voetbal en Annika danst graag.

Voorbeeld 2 Op dinsdag gaat Fred naar training en op woensdag heeft hij rust.

Let op

De hele bewering moet kloppen!

Jan gaat altijd op maandag met de auto naar zijn werk.

Jan gaat op maandag met de auto naar school en Anja met de fiets.

Stappenplan

1. lees de hele tekst of alinea waarover de vraag gaat globaal door.

2. ga per bewering op zoek naar de passage waar het antwoord staat.

3. lees deze heel goed en ga na of de bewering wel of niet klopt.

Even oefenen

Wat: Tekst 8 Espresso-express rollt durch die City. Vraag 25 klassikaal

Hoe: klassikaal volgens de stappen

Tijd: 10 minuten max

Even oefenen

We maken de gehele tekst 

Wat: uitgedeelde tekst helemaal maken (vergadertafel (Dex, Luca, Ian, Sem, Rosalie, Gizem, Demi, Loïs)

Hoe: in tweetallen of in stilte

Tijd: 10 minuten

verwerking: jullie krijgen de antwoorden, zoek in de tekst terug waar de antwoorden stonden

eerder klaar? blz. 101 t/m 106 opdr.21 t/m 25 lees ook heel goed de tips!

Bespreken

verwerking: jullie krijgen de antwoorden, zoek in de tekst terug waar de antwoorden stonden

schrijf de eerste twee woorden van de zin op waar je het antwoord vond

Aan de slag  (25 min)

blz. 101 t/m 106 opdr.21, 24 en 25 lees echt goed de tips!

• In stilte met oortje
• In fluisterstand met tweetal --> zelf kiezen
• Aan de vergadertafel
• Daarna wissel van tweetal en vergelijk met elkaar de antwoorden.
• Overlegtafel als het nodig is. Mag je ook komen als je antwoorden wil, dan hoor je alleen of het goed is of fout.

MARKEREN IN DE TEKST!!

Bespreken

antwoorden van 21, 24 en 25

Signaalwoorden

Wat zijn signaalwoorden?

Noem 3 voorbeelden in het Duits

Signaalwoord

Absatz

langweilig

aber

trotzdem

Grund

Zum Beispiel

weil

denn

Warum

Auch

nur

Uitleg woordjespta 1 april

woordjes blz. 48 + 49

signaalwoordenlijst

Signaalwoorden huiswerk

Examenwoorden blz. 7 t/m 9 opdr. 16,17,18 en 19

Examenwoorden blz. 17 opdr. 33,34,35

Examenwoorden. blz. 20 Tabel + opdr.39