H2 elektriciteit herhaling

V4nat2
Goedemorgen!

Herhaling: Elektriciteit

ga naar lessonup.app en log in met de code linksonder 
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

V4nat2
Goedemorgen!

Herhaling: Elektriciteit

ga naar lessonup.app en log in met de code linksonder 

Slide 1 - Diapositive

Lading
  • Symbool: Q
  • Eenheid: C (Coulomb)
  • Plus en Min
  • Geheel aantal keer de elementaire lading e = 1,602 x 10-19 C
  • Een elektron heeft lading -e = 1,602 x 10-19 C
  • Gelijke lading stoot elkaar af, ongelijke lading                                                            trekt elkaar aan

Slide 2 - Diapositive

De staaf wordt positief, de doek negatief. Elektronen zijn verplaatst van
A
doek naar staaf
B
staaf naar doek

Slide 3 - Quiz

De positief geladen staaf raakt de knop. De blaadjes gaan uit elkaar omdat ze allebei gelijke lading hebben. Welke?
A
positief
B
negatief

Slide 4 - Quiz

Lading
  • Ionen zijn atomen met een overschot of tekort aan elektronen
  • Een zout bestaat uit een binding van positieve en negatieve ionen
  • In metaal bewegen de vrije elektronen. Dat is stroom.

Slide 5 - Diapositive

Stroom
  • De stroomsterkte I (eenheid: Ampère) is de hoeveelheid lading die per seconde passeert: I = Q/t 
  • De stroom I  loopt van plus naar min. Vergelijk met water dat naar       beneden stroomt (nooit omhoog). 

Slide 6 - Diapositive

De lading is 5,0 C en de tijd is 200 ms. Bereken de stroomsterkte.
A
25 A
B
1 A
C
0,025 A

Slide 7 - Quiz

Q = 5,0 C
t = 200 ms = 0,200 s
I = Q / t = 5 / 0,200 = 25 A

Slide 8 - Diapositive

Er is een stroomsterkte van 50 mA. Hoeveel lading loopt er dan door een lampje in 5,0 s?
A
0,010 C
B
250 C
C
0,25 C
D
10 C

Slide 9 - Quiz

I = 50 mA = 0,050 A
t = 5,0 s
Q = I * t = 0,050 * 5 = 0,25 C

Slide 10 - Diapositive

Spanning
  • Er kan alleen stroom lopen als er spanning is.
Vergelijking: er kan alleen water stromen als er een hoogteverschil is. 
  • Spanning wordt veroorzaakt door een spanningsbron, bijv. een batterij.
  • Een batterij werkt als een soort pomp. Net zoals water door een pomp omhoog wordt gepompt en daarna naar beneden stroomt.
  • In de spanningsbron wordt de de stroom (normaal gesproken)                   van - naar + (van laag naar hoog) gepompt.
  • Buiten de spanningsbron gaat de stroom van + naar - (van hoog naar       laag).

Slide 11 - Diapositive

Spanning
  • Symbool: U
  • Eenheid: V (Volt)
  • AA batterij: 1,5 V
  • Stopcontact: 230 V
  • Hoogspanningskabels: 50 kV = 50.000 V

Slide 12 - Diapositive

Stroomkring
Bestaat uit:
  • Spanningsbron die elektrische energie levert
  • Geleiders (draden) die stroom geleiden
  • Apparaten die elektrische energie omzetten                                                                 (in bijv. licht of warmte).

Slide 13 - Diapositive

Stroom en spanning
  • Een spanningsmeter meet de spanning tussen twee punten, stroom gaat niet door de meter.
  • Een stroommeter meet de stroomsterkte door een draad, stroom gaat wel door de meter.

Slide 14 - Diapositive

Als je een stroommeter voor een lamp zet meet je een grotere stroomsterkte dan achter de lamp
A
waar
B
niet waar, even groot
C
niet waar, kleiner

Slide 15 - Quiz

Hoe moet je een voltmeter aansluiten?
A
parallel
B
in serie

Slide 16 - Quiz

De lamp boven je bureau geeft licht. Dit kan alleen als de lamp is aangesloten                    een stopcontact. Er staat dan een spanning van 230 V                      de aansluitpunten van de lamp. De lamp staat                         spanning. Er loopt een elektrische stroom                      de lamp.
timer
1:00
door
onder
op
over

Slide 17 - Question de remorquage

Batterijen van ieder 1,5 V zijn geschakeld. Wat is de spanning tussen A en D?
A
0,0 V
B
1,5 V
C
3,0 V
D
4,5 V

Slide 18 - Quiz

Batterijen van ieder 1,5 V zijn geschakeld. Wat is de spanning tussen A en E?
A
0,0 V
B
1,5 V
C
3,0 V
D
4,5 V

Slide 19 - Quiz

Batterijen van ieder 1,5 V zijn geschakeld. Wat is de spanning tussen A en F?
A
0,0 V
B
1,5 V
C
3,0 V
D
4,5 V

Slide 20 - Quiz

Als je de spanning verhoogt wordt de stroomsterkte
A
groter
B
kleiner
C
gelijk

Slide 21 - Quiz

Als je de spanning verhoogt wordt de energie per Coulomb lading
A
groter
B
kleiner
C
even groot

Slide 22 - Quiz

CAPACITEIT
Alle batterijen hiernaast leveren 1,5 V

Maar je hebt dikke en dunne batterijen

Welke batterij gaat het langste mee?

Dik - meer chemische stoffen in de batterij - gaan langer mee

1

Slide 23 - Diapositive

Capaciteit
 



Symbool: C
Eenheid: Ah (Ampère-uur) of mAh (milli Ampère-uur)
C=It
Capaciteit=stroomsterktetijd

Slide 24 - Diapositive