Taal thema 7

Taal thema 7 
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 4

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Taal thema 7 

Slide 1 - Diapositive

De hoofdrol
A
Een minder belangrijke rol in een film of toneelstuk
B
Iemand die zingt
C
De belangrijkste rol in een film of toneelstuk
D
Iemand die decoratie stukken verplaatst

Slide 2 - Quiz

De figurant
A
Iemand die meespeelt in een film of toneelstuk, maar niets hoeft te zeggen
B
Figuren op een scherm
C
Een belangrijke rol in een film
D
Een politie agent

Slide 3 - Quiz

Dwars
A
Je luistert goed
B
Je doet niet wat de ander vraag
C
Je doet precies wat er gevraagd wordt.

Slide 4 - Quiz

Meegaand
A
Je doet makkelijk wat de ander vraagt
B
Je doet niet makkelijk wat de ander vraagt
C
Je loopt met iemand mee

Slide 5 - Quiz

De meester
A
Iemand die luistert
B
Meester Gerben natuurlijk
C
Iemand die iets moet leren
D
Iemand die ergens heel goed in is

Slide 6 - Quiz

De liefhebber

Slide 7 - Carte mentale

De spion

Slide 8 - Question ouverte

Grijnzen
A
je kijkt boos
B
Je gaat huilen
C
je trekt je gezicht in een lach
D
Je hebt je ogen dicht

Slide 9 - Quiz

eruit flappen

Slide 10 - Question ouverte

Aandachtig
A
Niet goed opletten
B
Goed opletten
C
Te laat komen
D
op tijd komen

Slide 11 - Quiz

De acteur/ de actrice
A
iemand die een rol speelt in een film
B
Iemand die een programma presenteert
C
Iemand die danst in video's
D
Iemand die niet werkt

Slide 12 - Quiz

De regisseur
A
Iemand die zorgt voor eten en drinken
B
Iemand die in een auto rijdt
C
Iemand die de leiding heeft bij het opnemen van een film
D
Iemand die een rol speelt in een film

Slide 13 - Quiz

Wat betekend het woord: de cameraman?

Slide 14 - Question ouverte

de trailer
A
een film
B
een paar losse stukjes uit een film die reclame maken voor die film
C
Een aanhangwagen voor paarden
D
Een filmpje op tiktok

Slide 15 - Quiz

de (film) reclame

Slide 16 - Carte mentale

Het affiche
A
Poster van een film
B
De uitnodiging voor een film

Slide 17 - Quiz

Presenteren

Slide 18 - Question ouverte

Dankzij
A
Gewoon
B
Omdat
C
Door
D
met behulp van

Slide 19 - Quiz

de acrobatiek
A
Dan kun je allerlei kunsten met je lichaam
B
Dan kun je heel hard schreeuwen
C
Dan kun je heel hard rennen
D
Dan kun je goed verstoppen

Slide 20 - Quiz

De stunt

Slide 21 - Carte mentale

De vaart
A
een film
B
de snelheid
C
een groep mensen
D
iemand voorstellen

Slide 22 - Quiz

Kijk naar het plaatje.
Welke zin kun je maken?
Maak de zin langer.
Hajo gooit. Wat gooit Hajo?

A
Hajo gooit de bal.
B
Hajo vangt de bal.
C
Hajo gooit de schoen.
D
Hajo gooit.

Slide 23 - Quiz


Kijk naar het plaatje. Welk groepje van drie woorden past in de zin? Maak de zin af met een lidwoord, bijvoeglijk naamwoord en een zelfstandig naamwoord.
Een mier is ..........................
A
een insect.
B
een klein insect.
C
een dier.
D
klein.

Slide 24 - Quiz

Wat is in de volgende zin een zinsdeel?
De hond maakt een lange wandeling.
A
wandeling
B
De hond
C
een lange wandeling.
D
maakt

Slide 25 - Quiz

De zin bestaat uit drie zinsdelen. Welke twee nieuwe zinnen kun je maken met deze zinsdelen?
Maak een vraagzin en een nieuw vertelzin.
De kat/ jaagt/ op muizen

Slide 26 - Question ouverte

Wat is het voorzetsel in de zin?
Pip mag naast haar zitten.
A
zitten
B
haar
C
Pip
D
naast

Slide 27 - Quiz

Noem 5 verschillende voorzetsels

Slide 28 - Question ouverte