Kennismaking + grammatica

Kennismaking 
+
grammatica
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Kennismaking 
+
grammatica

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?
  • Afspraken;
  • Wie ben ik?;
  • Wie zijn jullie?;
  • Uitleg grammatica;
  • Aan de slag.

Slide 2 - Diapositive

Wat zijn mijn hobby's en waar woon ik? (2 minuten)
timer
1:30

Slide 3 - Question ouverte

Wie ben ik?
  • Mevrouw Hoekstra
  • Sneek
  • Volleyballen, tennissen en racefietsen

Slide 4 - Diapositive

Welke vraag heb je voor mij?
(2 minuten)
timer
2:00

Slide 5 - Question ouverte

Wie zijn jullie?

Slide 6 - Diapositive

Wat zijn jouw hobby's?
(2 minuten) Maak een zin met j
timer
2:00

Slide 7 - Question ouverte

Grammatica blz. 133
Aan het eind van deze les weet/kun je vragende, aanwijzende, betrekkelijke en onbepaalde voornaamwoorden benoemen (vr.vnw, aanw.vnw, betr.vnw, onbep.vnw)

Slide 8 - Diapositive

In welke zin staat een vragend voornaamwoord?
timer
1:00
A
Wie gaat er mee naar het zwembad?
B
Dit cadeau is voor jou.
C
Het cadeau dat ik heb gekregen, vond ik erg mooi.
D
Ik heb niets gekregen voor mijn verjaardag.

Slide 9 - Quiz

Vragend voornaamwoord (vr. vnw)
wie, wat, welke en wat voor (een)

Wie gaat er mee naar het zwembad?
Wat voor cadeau ga je kopen?

Kenmerken vr. vnw:

  • Vr. vnw staat meestal aan het begin van de zin
  • Soms staat vr. vnw midden in een zin, dan kun je de zin vragend maken door het vr. vnw vooraan in de zin te zetten
    Voorbeeld: Weet je al wie je kiest?
                             Wie kies je?

Slide 10 - Diapositive

Bedenk een zin met een vragend voornaamwoord (3 minuten)
timer
3:00

Slide 11 - Question ouverte

In welke zin staat een aanwijzend voornaamwoord?
timer
1:00
A
Wie gaat er mee naar het zwembad?
B
Dit cadeau is voor jou.
C
Het cadeau dat ik heb gekregen, vond ik erg mooi.
D
Ik heb niets gekregen voor mijn verjaardag.

Slide 12 - Quiz

Aanwijzend voornaamwoord (aanw. vnw)
deze, dit, die en dat
Dit cadeau is voor jou.
Dit is voor jou.

Kenmerken aanw. vnw:

  • Wijst iets of iemand aan.
  • Kan in plaats van een lidwoord vóór een zelfstandig naamwoord staan.
  • Kan ook zelfstandig in een zin voorkomen. Het vervangt dan woorden. Je kunt het zelfstandig naamwoord er dan achter denken.
    Voorbeeld: Het cadeau weegt erg zwaar.
                            Dit moet je dus voorzichtig optillen. (Dit cadeau moet je dus voorzichtig optillen)



Slide 13 - Diapositive

In welke zin staat een betrekkelijk voornaamwoord?
timer
1:00
A
Wie gaat er mee naar het zwembad?
B
Dit cadeau is voor jou.
C
Het cadeau dat ik heb gekregen, vind ik erg mooi.
D
Ik heb niets gekregen voor mijn verjaardag.

Slide 14 - Quiz

Betrekkelijk voornaamwoord (betr. vnw)
die, dat, wat en wie
Het cadeau dat ik heb gekregen, vind ik erg mooi.
Het spel dat jij net hebt gespeeld, lijkt mij ook leuk.
De persoon die dat heeft bedacht, is erg slim. 

Kenmerken betr. vnw: 

  • Verwijst terug naar een woord of een woordgroepje dat er vlak voor staat. Zo´n woord of       woordgroepje noem je het antecedent.
    Voorbeeld: De man die net langsliep, zwaaide vrolijk naar ons. 
                            Die = de man





Slide 15 - Diapositive

In welke zin staat een onbepaald voornaamwoord?
timer
1:00
A
Wie gaat er mee naar het zwembad?
B
Dit cadeau is voor jou.
C
Het cadeau dat ik heb gekregen, vond ik erg mooi.
D
Ik heb niets gekregen voor mijn verjaardag.

Slide 16 - Quiz

Onbepaald voornaamwoord
iets, niets, niemand, iemand, alles, men, wat (=iets), elke, ieder(een)
Ik heb niets gekregen voor mijn verjaardag.
Hij heeft wat voor haar meegebracht.
Zij willen iets anders gaan doen.

Kenmerken onb. vnw:
  • Verwijst naar iets of iemand. Je kent geen bijzonderheden van de persoon of het ding.
     Voorbeeld: Hij heeft wat voor haar meegebracht.
                             wat = iets

Slide 17 - Diapositive

Woordsoortbenoeming - Telwoord
  • Hoofdtelwoorden geven een hoeveelheid aan

    Bepaalde hoofdtelwoorden (bep. hoofdtelw) 
    - Nauwkeurige hoeveelheid, ook breuken
       Bijvoorbeeld: één, twee, driehonderd, miljoen, een vierde

    Onbepaalde hoofdtelwoorden (onb. hoofdtelw)
    - Onnauwkeurige hoeveelheid
       Bijvoorbeeld: alle, weinig, wat, veel, sommige, enkele, verscheidene




Slide 18 - Diapositive

Woordsoortbenoeming - Telwoord
  • Rangtelwoorden geven een plaats in een rangorde aan

    Bepaalde rangtelwoorden (bep. rangtelw)
    - Nauwkeurige plaats in een rangorde
       Bijvoorbeeld: eerste, tweede, honderdste, duizendste

    Onbepaalde rangtelwoorden (onb. rangtelw)
    - Onnauwkeurige plaats in een rangorde
       Bijvoorbeeld: middelste, laatste, zoveelste, hoeveelste

Slide 19 - Diapositive

Aan de slag!
Huiswerk opdracht 8, 9, 10, 11 en 13 blz. 133 t/m 137

Extra opdracht | vr.vnw, aanw.vnw, betr.vnw, onbep.vnw

Tip: bekijk de filmpjes op it's learning. 

Slide 20 - Diapositive