ch / g

1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
Remedial TeachingMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Aan het begin of eind van een woord schrijf je g
gans                                  big
geel                               traag
goed                          gedrag
   groot                      geweldig *

Slide 4 - Diapositive

Voor- en achtervoegsels (vaste stukjes)
Woorden die eindigen op -ig of -ige, schrijf je altijd met een g
(je hoort aan het einde van het woord -ug of -ugge)
vochtige

Dit geldt ook voor woorden die beginnen met ge- (je hoort gu-)
geweldig

Slide 5 - Diapositive


Is het tot nu toe duidelijk..?
😒🙁😐🙂😃

Slide 6 - Sondage

Wanneer gebruik je nou ch of g?
In een woord schrijf je ch na een korte klinker:
lucht         -        kachel

Na alle andere klinkers schrijf je g

Zelfstandig naamwoorden met 'cht' op het eind schrijf je altijd met CH
Bij werkwoorden hangt het af van de vorm en tijd

Slide 7 - Diapositive

familiewoorden (korter en langer maken)

Het woord vlaggen kun je verkorten tot vlag.
Om dat vlag op een g eindigt, gebruik je ook de g wanneer je het woord veranderd:
vlag - vlaggen

Uiteraard met 2x de 'g', anders staat er vlagen

De korte klinker regel (verdubbeling medeklinker) overschrijft de andere regels!


Slide 8 - Diapositive

g
ch

Slide 9 - Question de remorquage


Hoe gaat het tot zover?
A
helemaal duidelijk!
B
ik geloof dat ik het wel snap
C
nog een keertje graag
D
ik begrijp er niks van

Slide 10 - Quiz


Tijd om te oefenen..
welk woord is juist gespeld?
A
golfslach
B
cholfslag
C
golfslag
D
cholfslach

Slide 11 - Quiz

golf-slag
Ik hoor de ch/g aan het begin van het woord 'golf',
dus ik gebruik de g

In 'slag' hoor ik de ch/g aan het einde van het woord,
dus ik gebruik weer de g



Slide 12 - Diapositive


Tijd om te oefenen..
welk woord is juist gespeld?
A
muggenbult
B
muchenbult
C
mugenbult
D
ik twijfel

Slide 13 - Quiz

mu-ggen-bult
Het woord muggen kan ik verkorten tot 'mug'.

Omdat ik mug met een 'g' schrijf, schrijf ik ook een 'g' als het woord verandert in muggen.

Ik hoor een korte klank in muggen dus ik gebruik de g dubbel, anders staat er mugen




Slide 14 - Diapositive


Welk woord is juist gespeld?
A
magtige
B
magtiche
C
machtiche
D
machtige

Slide 15 - Quiz

macht-ige
Ik hoor een korte klank en de 't'
dus ik gebruik de ch

-ige is een achtervoegsel
Dit is een vast stukje dat ik altijd op dezelfde manier schrijf.



Slide 16 - Diapositive


is het duidelijk voor jou?
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Sondage


Tijd om te oefenen..
welk woord is juist gespeld?
A
zuichkracht
B
zuigkracht
C
zuigkragt
D
zuichkragt

Slide 18 - Quiz

zuig-kracht
Ik hoor een twee-tekenklank in 'zuig',
dus ik gebruik de g

In 'kracht' hoor ik een korte klank en een t,
dus ik gebruik de ch



Slide 19 - Diapositive


Tijd om te oefenen..
welk woord is juist gespeld?
A
tochtgat
B
togtchat
C
togtgat
D
tochtchat

Slide 20 - Quiz

tocht-gat
Ik hoor een korte klank en een 't' in 'tocht', dus ik gebruik de ch

In 'gat' hoor ik de ch/g aan het begin van het woord,
dus ik gebruik de g



Slide 21 - Diapositive


Tijd om te oefenen..
welk woord is juist gespeld?
A
vogelvlugt
B
vochelvlugt
C
vochelvlucht
D
vogelvlucht

Slide 22 - Quiz

vo-gel-vlucht
Ik hoor een lange klank in 'vogel', dus ik gebruik de g

In 'vlucht' hoor ik een korte klank en een 't',
dus ik gebruik de ch



Slide 23 - Diapositive


Tijd om te oefenen..
welk woord is juist gespeld?
A
regenagtig
B
rechenagtig
C
regenachtig
D
rechenachtig

Slide 24 - Quiz

re-gen-achtig
Ik hoor een lange klank in 'regen', dus ik gebruik de g

-achtig is een achtervoegsel
Dit is een vast stukje dat ik altijd op dezelfde manier schrijf.



Slide 25 - Diapositive


Tijd om te oefenen..
welk woord is juist gespeld?
A
gezugt
B
gezucht
C
chezugt
D
chezucht

Slide 26 - Quiz

ge-zucht
Ik hoor de g aan het begin van het woord,
dus ik gebruik de g

In 'zucht' hoor ik een korte klank,
dus ik gebruik de ch



Slide 27 - Diapositive


Hoe gaat dit?
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Sondage


Welkwoord staat hier?
 ...ra...tenpand

Slide 29 - Question ouverte


Welkwoord staat hier?
 lu...tvo...ti...heid

Slide 30 - Question ouverte


Welkwoord staat hier?
 ...eze...end

Slide 31 - Question ouverte


Welkwoord staat hier?
 vra...twa...en

Slide 32 - Question ouverte


Welkwoord staat hier?
 ...edi...ten

Slide 33 - Question ouverte


Welkwoord staat hier?
 na...te...aal

Slide 34 - Question ouverte


Welkwoord staat hier?
 ei...ens...appen

Slide 35 - Question ouverte


heb je het onder de knie?
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Sondage

Bijna     klaar..

Slide 37 - Diapositive

Uitzonderingen

Ach, och! Wat een pech heeft dat joch..
Hij valt, ik kuch en lach toch

Slide 38 - Diapositive

uitzonderingen
Goochelen
Goochelaar
Goochemerd
Juichen
Huichelen
Giechelen
Huichelaar

Slide 39 - Carte mentale

nog meer uitzonderingen
Woorden die toch beginnen met ch omdat je ze uitspreekt als 'sj'
chocola - chauffeur - chantage - architect

Woorden met ch omdat het leenwoorden vanuit een andere taal zijn:
chaos - chemisch - archeoloog - archief - archipel
magneet - magnetron - magnolia

Slide 40 - Diapositive


Wat weet je nu over
het gebruik van de ch/g?
Het is me helemaal duidelijk
ehm...??
die laatste uitzonderingen waren echt te veel
ik geloof dat ik het wel snap

Slide 41 - Sondage

Slide 42 - Diapositive